'Elke keer ik dacht het gespuis verslagen te hebben, vond ik he?lemaal aan het einde toch nog e?e?n eitje, waardoor mijn hoofd omlaag en mijn humeur naar beneden donderde.'
COLUMN: ‘Luizen?! Dat is toch iets voor marginalen en mensen die hun haar amper wassen?’
Het was al de derde keer die dag dat ik haar in haar haren zag krabben. De eerste twee keer had ik er nog geen erg in, maar de derde keer begon er ergens een schril en irritant belletje te rinkelen. 'Flokie schat, mag mama eens even naar je haartjes kijken', vroeg ik haar met mijn lieflijkste glimlach. Mijn Flo heeft namelijk de neiging om enige verandering in mijn gesteldheid binnen een nanoseconde op te merken, dus ik deed er alvast alles aan om drama te vermijden. Er was wellicht ook niks aan de hand. Nietsvermoedend kroop ze op mijn schoot. Ik checkte een eerste lok haar: clean. Een tweede en een derde volgden: niks te zien. Bijna haalde ik opgelucht adem tot ik ze bij de vierde lok vliegensvlug over de prachtige blonde haartjes van mijn eerstgeborene zag snellen: een luis!
Ik gooide me bijna ter aarde door zoveel onmacht en onbegrip: hoe kon mijn prachtige, propergewassen dochter met LUIZEN komen aanzetten? Dat is toch iets voor marginalen en mensen die hun haren niet vaak genoeg wassen? Ja, ik geef toe dat dat mijn eerste gedachte was. En de tweede: aan wie heb ik dit ‘cadeautje’ te danken? Wie is de ‘schuldige’ van deze miserie? Want geloof me vrij: luizen krijgen mag dan voor iedereen even eenvoudig zijn, ervanaf raken is dat helemaal niet.
Elke keer ik dacht het gespuis verslagen te hebben, vond ik hélemaal aan het einde toch nog één eitje, waardoor mijn hoofd omlaag en mijn humeur naar beneden donderde.
Om te beginnen moest heel mijn gezin naar mijn orders onder zo’n afschuwelijk haarnetje aan de luizenshampoo, en om ‘zeker’ te zijn terroriseerde ik mijn kinderen – ja, kindereN, nummer twee bleek uiteraard ook besmet met de parasiet van de duivel – daarna nog twee weken elke avond met een uitkamsessie van minstens een halfuur. Alles werd in de strijd gegooid om die sessies zo aangenaam mogelijk te maken, van onbeperkte schermtijd tot onbeperkt paaseieren eten, maar het bleek toch vooral afzien voor mijn mini’s. En elke keer ik dacht het gespuis verslagen te hebben, vond ik hélemaal aan het einde toch nog één eitje, waardoor mijn hoofd omlaag en mijn humeur naar beneden donderde. En dan zwijg ik nog over de ontelbare keren dat mijn man en ik als twee elkaar vlooiende apen in de zetel zaten, omdat ik nóg eens zeker wilde weten dat ik noch hij er óók hadden.
Toen ik op het werk toch met enig schaamrood vroeg wie deze strijd thuis ook al had moeten voeren, bleek dat – letterlijk! – bijna iedereen te zijn. Luizen iets voor vuiligaards? Niet dus. En het is vooral ook niemands ‘schuld’. Ik had gewoon pech. Ik, die van mezelf vind dat ik een geweldig open mind heb en die vind dat mensen die in vooroordelen denken hun oogkleppen beter af zouden doen, was zelf in een vooroordeel getrapt. En mijn straf was navenant.
Deze column verscheen in Flair op 2 mei.
Meer columns van Lien lezen:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier