INTERVIEW Lize Spit: ‘Ik vind het beledigend dat ik een hype word genoemd’.
Enthousiast gaat ze aan de slag met haar melkopschuimer. ‘Ik hou niet echt van koffie’, lacht ze. ‘Maar ik maak wel graag het schuim.’ Niets aan het meisje van nog geen 1m60 groot, met de haren nonchalant in een dot en pretoogjes wanneer ze twee eclairs uit de koelkast haalt, verraadt dat ze bejubeld en gelauwerd wordt als de grote schrijfster die ze ook is. ‘Heel vreemd, wat er nu allemaal gebeurt’, zegt ze. En daarmee heeft ze het niet over het opschuimen van de melk waarmee ze de perfecte cappuccino blijkt te maken. Een gesprek met het meisje dat eigenlijk al lang een vrouw, maar bovenal een schrijfster is.
Jouw boek is een coming-of-ageroman. Ben jij ondertussen klaar met die volwassenwording?
‘Naar mijn gevoel heb ik die volwassenwording in verschillende stappen doorlopen. En ik ben er nu wel door, denk ik. Dat proces heeft te maken met zelfinzicht, met het feit dat je wil en durft te kijken naar wie je bent. Iets waar ik zelf al heel vroeg mee bezig was. Ik was zo’n kind dat jong groot was. Verstandig en zelfvoorzienend, niet het type dat hard feest en zich nergens iets van aantrekt. Op mijn achttiende ben ik van Viersel naar Brussel verhuisd, en dat dwong me om anders naar mijn jeugd te kijken en mezelf opnieuw in vraag te stellen. Als persoon hebben zo veel momenten me gemaakt tot wie ik vandaag ben. Als schrijfster zat mijn coming of age in het schrijven van dit boek. Nu ben ik schrijfster, punt. Nu ben ik wie en waar ik moet zijn. Ik heb een persoonlijke Facebookpagina, maar ik kan dat evengoed mijn auteurspagina noemen. Er is niets anders om te posten, er is alleen maar dat.’
Ik vind het beledigend dat ik een hype word genoemd
Die schrijfster zat dus al lang in jou, te duwen om eruit te komen?
‘Zeker. Al van jongs af aan wilde ik schrijfster worden en had ik totaal geen ander plan met mijn leven. Ik merkte dat ik meer zag en een groter gevoelsspectrum had dan vele anderen, dat ik me met gemak in anderen kon verplaatsen. Ik was een dagboekkind, en in een van mijn dagboeken van toen ik tien was, stond geschreven dat ik mijn juf aan het huilen had gebracht met een zelfgeschreven limerick. Ik vond het zo speciaal dat ik iemand kon ontroeren met mijn woorden, en daaraan heb ik me vastgeklampt. Vanaf die dag ben ik beginnen oefenen: naar situaties kijken, observeren en dan bepalen of iets bruikbaar kon zijn voor een verhaal of gedicht. Zo leerde ik de waarde van details kennen, en van droevige momenten ook iets moois maken. De overtuiging dat schrijven noodzakelijk was, heb ik al die jaren kunnen vasthouden, tot vandaag. Al wil dat niet zeggen dat ik nooit getwijfeld heb aan mijn kunnen of aan mezelf. Integendeel. Die worsteling is altijd nog wel ergens aanwezig.’
Zou jij jezelf dan onzeker noemen?
‘Ja, en tegelijk ook niet. Vreemd, toch, dat in een persoon net zo veel zekerheid als onzekerheid kan samengaan? Hoe je kan schommelen tussen twee uitersten van iets wel of niet denken te kunnen, ergens wel of niet in geloven. Vorig jaar heb ik een Nederlandse schrijfster leren kennen die ondertussen een goede vriendin is geworden. Zij vertelde me onlangs dat ze na onze eerste ontmoeting dacht: wat een zelfzekere vrouw, maar dat ze dat beeld gaandeweg moest bijstellen. In die periode was ik aan het schrijven en worstelde ik elke dag opnieuw met de vraag: wie zal dit willen lezen?’
Lize Spit schrijft met ‘Het smelt’ het debuut van het jaar
Ik wil enkel het best mogelijke verhaal maken, zelfs al moet ik daar mijn grootste geheimen voor prijsgeven.
In je boek beschrijf je de gruwelijk beproefde vriendschap tussen drie mensen. Hoe belangrijk is vriendschap voor jou?
‘Heel belangrijk. In vriendschappen ben ik zoals Eva, het hoofdpersonage uit mijn boek: een heel loyale vriend. Ik heb geen grote vriendengroep, maar wel veel hechte losse vriendschappen waarin ik alles kan bespreken. Ik heb slechts enkele vrienden overgehouden aan mijn jeugd, mijn beste vrienden heb ik de laatste jaren leren kennen. Het zijn mensen die ook schrijven, wat het voor mij
comfortabel maakt, omdat dat meteen veel raakvlakken oplevert. Ik heb gemerkt dat ik, hoe ouder ik word, steeds makkelijker goede vrienden maak. Soms kan ik mensen ontmoeten en zowat onmiddellijk het gevoel hebben dat ik ze al mijn hele leven ken. Ik ben wel een afstandelijke vriend, lichamelijk dan. Ik zal niet snel iemand knuffelen of vastpakken, tenzij ik iets te veel gedronken heb. Ik heb het ook niet zo begrepen op vriendengroepjes die samen allerlei activiteiten doen. In een groep loop ik snel verloren. Geef mij maar een een-op-eengesprek. Met een pot thee erbij.’
Er wordt altijd gepolst naar hoe persoonlijk een auteur wordt in zijn werk. Bij jou nu ook. Hoeveel Lize zit er in het verhaal?
‘Wel, ik heb heel bewust besloten om niet op die vragen in te gaan. Natuurlijk zit er veel van mij in dat verhaal, het is heel persoonlijk. Maar ik vind het niet nodig om te benoemen wat al dan niet waargebeurd is. Auteurs die beweren dat ze een autobiografisch boek hebben geschreven, liegen. Net zoals auteurs die beweren dat ze pure fictie schrijven. Schrijvers kijken altijd naar de wereld door een vizier en zijn op zoek naar tragiek, in alles. Dat maakt hen sowieso onbetrouwbaar. Eva heeft mijn innerlijke stem. Ik heb haar mijn tweede naam gegeven, Eva, omdat ik in dit boek met een deel van mezelf heb afgerekend. Misschien wel even letterlijk als figuurlijk. Ik zal geen twee keer een personage creëren dat zo dicht bij mezelf staat. Mijn volgende personage zal misschien iemand zijn die haaks staat op mij en hoe ik naar de dingen kijk. Wat het tóch persoonlijk maakt...’
Is dat voor jou een vrijgeleide om alles uit je leven te gebruiken in je schrijven?
‘Ik zet heel veel op het spel met deze roman, maar tijdens het schrijven voel ik geen schaamte, ben ik genadeloos, hou ik geen rekening met mensen die zich in mijn verhalen zouden kunnen herkennen. Op zo’n moment wil ik enkel het best mogelijke verhaal maken, zelfs al moet ik daar mijn grootste geheimen voor prijsgeven. Daar ben ik nogal radicaal in. Eenmaal ik dan klaar ben met schrijven, komt de schaamte kijken en is het angstaanjagend om te beseffen dat ik zo ver ben gegaan. Ik ben blij dat het boek nu zo veel gelezen wordt, dat wil zeggen dat ik niet voor niets zo persoonlijk ben geweest. Er zit veel lijden in dit boek en er zijn verschillen in de manier waarop mensen omgaan met andermans lijden. Dat heb ik in dit boek willen onderzoeken: hoever kan schuldgevoel je drijven? Wat is medelijden eigenlijk? Is er slechtheid in ieder van ons aanwezig?’
Het boek is er, en nu moet je weer verder. Wat motiveert jou?
‘Op zich heb ik naast dagelijkse structuur weinig nodig om te kunnen schrijven, omdat ik zeer gedisciplineerd ben. Ik werk graag hard. Dit boek heb ik in een jaar tijd geschreven, dagelijks in blokken van acht uur. ’s Morgens van 9 uur tot 17 uur, en ’s avonds opnieuw tot ’s nachts. Mijn redacteur heeft me vaak ongerust opgebeld en zei dan: “Zorg dat je ook eens iets leuks gaat doen”. Maar dat wilde ik niet, want schrijven was het enige wat ik op dat moment leuk vond. Nietsdoen is niet m’n ding, dan begin ik snel te piekeren. Soms lijkt het alsof ik mezelf geen rust gun, alsof hard werken een manier is om niet bij de dingen stil te hoeven staan. Terwijl schrijven net wil zeggen dat je bij de dingen stilstaat, maar op een nuttige manier: ik maak van mijn gepieker iets bruikbaars.
Tijdens het schrijven ben ik genadeloos. Ik hou geen rekening met mensen die zichzelf in mijn verhalen kunnen herkennen.
Tijdens het jaar waarin ik schreef, ben ik tot het uiterste gegaan, fysiek en mentaal. Op het einde moest ik zelfs een bril dragen omdat mijn ogen te vermoeid werden van naar een scherm te kijken. Ondertussen ben ik aan het recupereren. Die bril is niet meer nodig en mijn lichaam komt weer tot rust. Al is promo voeren ook hard werken, maar het is een andere soort van hard werken.’
Lize Spit schrijft met ‘Het smelt’ het debuut van het jaar
Hoe ambitieus ben je?
‘Ik ben ongelooflijk ambitieus, dat heb ik nooit onder stoelen of banken gestoken. Mijn uitgever heeft het tijdens zijn speech op mijn boekvoorstelling mooi gesteld. Hij zei dat ik een oprecht persoon was op verschillende gebieden, waaronder mijn ambitie. Ambitie is niet iets waar je je voor hoeft te schamen. Het hangt namelijk samen met enthousiasme en met perfectionisme, iets wat ook in me zit. Voor veel mensen komt mijn succes vanuit het niets. Ze noemen me een hype, en dat vind ik kwetsend en soms beledigend, want ik ben al jaren aan mijn parcours als auteur aan het bouwen. Op mijn twaalfde ben ik dat observeren beginnen oefenen, personages beginnen verzinnen. Ik heb tussendoor veel opdrachten aangenomen om mijn pen te oefenen en heb verschillende kortverhalen voor tijdschriften geschreven om mijn stem juist te krijgen – ik zag dat als een investering voor dit boek.
Ik ben ook met verschillende uitgeverijen gaan praten om te kijken waar ik me als auteur het meest thuis voelde. Ik heb elke beslissing weloverwogen gemaakt. Ik heb alle vijfhonderd bladzijden drie keer hardop voorgelezen, tot ik elk woord dat het ritme van een zin brak, eruit had geschrapt. Ik hoop dat de enige verklaring voor het succes is dat lezers voelen hoeveel er van mij in dit boek zit, hoeveel ik op het spel heb gezet. Daarom geloof ik niet in die zogezegde hype, in deoppervlakkigheid daarvan. Er is veel tijd over gegaan en ik heb veelnagedacht. Soms te veel; zo veel dat ik er zelf niet beter van werd.Weet je, schrijvers worden of zijn vaak getroebleerde mensen, terwijlwe de enigen zijn die van iets lelijks iets moois kunnen maken endaarbij ook nog mensen kunnen helpen.’
Natuurlijk zit er veel van mij in mijn boek. Maar ik vind het niet nodig om te benoemen wat waargebeurd is, en wat niet.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier