Je blijft hopen dat je ooit zal kunnen verschijnselen zoals Harry Potter, maar tot dat moment kruip je tegen je zin in de stalen doodskist die een vliegtuig volgens jou is. The struggle is real, en die bestaat uit deze zeventien punten.
Je vakantie begint pas echt wanneer je van het vliegtuig stapt.
Vóór dat moment kan je niet genieten en ben je er bovendien niet echt van overtuigd dat je de vakantie wel zal mogen meemaken.
Telkens wanneer je het vliegtuig opstapt en het cabinepersoneel je begroet, vraag je je af hoe die mensen zo gek kunnen zijn om dat dagelijks te doen.
Je bedenkt je elke keer weer dat je niet genoeg betaald zou kúnnen worden om elke dag door die hel te gaan.
Voor het opstijgen wijs je je reisgezellen erop dat ze hun smartphones moeten uitzetten.
Volgens de regels mag je telefoon ook op vliegtuigstand staan, maar daar ben jij het niet mee eens. Jij neemt geen enkel risico.
En controleer je tien keer of er wel degelijk een reddingsvest onder je stoel zit.
Better safe than sorry, toch?
Je neemt bij het opstijgen altijd een bepaalde houding aan en je wijkt er nooit van af.
Ogen dicht, leuningen vastgrijpen en vooral niet praten.
Je bent stikjaloers op de persoon naast je, die door het opstijgen heen slaapt.
Je hebt al overwogen om een heel sterk slaapmiddel te nemen voor het opstijgen, maar je weet goed genoeg dat je angst sterker zal zijn dan welke pil ook.
Pas wanneer het vliegtuig helemaal recht hangt en de lichtjes van de riemen uit zijn, zakt je hartslag een klein beetje en kunnen je zweethanden eindelijk de leuningen lossen.
Om ze dan weer snel vast te grijpen zodra het vliegtuig de minste beweging maakt.
Je reisgezellen proberen heel hard niet te lachen wanneer je de zoveelste paniekaanval hebt, maar je hoort of voelt hen gewoon gniffelen naast jou.
Stiekem weet je ook dat je je aanstelt, maar je kan het niet helpen.
Telkens wanneer de motor luider of net stiller wordt, vraag je je af of je gaat neerstorten
De gedachte ‘Dit is echt niet normaal!’ flitst gemiddeld zo’n 30 keer per vlucht door je hoofd.
Wanneer de stewardess je bij turbulentie geruststelt dat het schudden gewoon ‘zoals hobbels en putten in de weg’ aanvoelt, wil je haar toeschreeuwen dat de piloot dan een beter aangelegde weg mag kiezen.
Zondagsrijder!
Wanneer het vliegtuig dan ook nog hard begint te schudden zonder dat je een waarschuwing kreeg van de piloot, vertrouw je de man al helemaal niet meer.
Wie heeft die kerel z’n vergunning gegeven?!
In je bangste moment beloof je jezelf dat je nooit, never, jamais nog op een vliegtuig stapt.
Ook al weet je dat je er anders over zal denken eens je gekalmeerd bent.
Wanneer het drankkarretje voorbijkomt, vraag je steevast een glas wijn.
Of iets sterkers voor de langere vluchten.
Je hart maakt een sprongetje van vreugde wanneer de piloot aankondigt dat de daling is ingezet.
Plots is hij weer je beste vriend.
Al is de liefde snel over wanneer je beseft dat het nog minstens 15 minuten duurt voordat die moordmachine veilig op de grond staat.
Serieus, hoelang kan het duren?
Je bedenkt dat je uit blijdschap de begane grond gaat kussen wanneer jullie er zijn, alsof je de paus himself bent.
Misschien laat je zelfs een traantje van opluchting.
Wanneer het zover is en je weer helder kan nadenken, besef je dat dat wel erg onhygiënisch zou zijn.
En dat je weer een beetje een dramaqueen bent geweest. Oh, well.
Lees ook:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier