Catherine houdt van haar lief, hotelbedden en ketchup. Tot de dag dat zelfspot een olympische discipline wordt, deelt ze hier elke week haar avonturen.
‘Oh my God, ben jij nog nooit in New York geweest?’ Die vraag moest ik in mijn 31-jarige bestaan al talloze keren aanhoren. Je mag Tahiti of Timboektoe als je broekzak kennen, je bent pas een ware wereldreiziger als je eenmaal voet op het eiland Manhattan hebt gezet.
Nu wilde ik natuurlijk gráág naar de heimat van Carrie Bradshaw, Hannah Horvath en Woody Allen – al zijn minstens twee van die drie personages ondertussen problematisch te noemen – maar een bezoekje aan de stad die nooit slaapt, was er gewoon nog niet van gekomen. Tot nu. Ik schrijf deze column immers vanuit een appartement in Brooklyn dat ik via via voor een prikje kon huren. Vraag me niet hoe. Goedkope verblijfplaatsen zijn hier zeldzamer dan kaartjes voor Hamilton.
Soit. Nu ik me éíndelijk in de Big Apple bevind, ga ik meteen all the way. Ik ben niet zomaar een toerist, ik wil New Yorker worden. En er zijn twee dingen die New Yorkers liever doen dan wat ook: wandelen en aanschuiven. De gemiddelde local loopt acht kilometer per dag. Thuis zet ik op een willekeurige werkdag met moeite acht stappen van mijn deur naar de auto, en terug.
De gemiddelde local loopt acht kilometer per dag. Thuis zet ik op een willekeurige werkdag met moeite acht stappen van mijn deur naar de auto, en terug.
Vastberaden om het beter te doen, wandelen mijn lief en ik tot we erbij neervallen, van Bushwick naar DUMBO, van Chelsea tot Central Park. Nu ben ik best een stevige stapper, maar ik heb één grote zwakte: mode. Terwijl ik op dag één nog flink op sneakers door de straten struin, moeten mijn sportschoenen op dag twee wijken voor een nieuwe aankoop: fluwelen slippers van Marc Jacobs. Prachtig? Ja. Praktisch? Nee. Na een paar uur tellen mijn voeten meer bleinen dan er gaybars in de Village zijn.
Gelukkig is het ondertussen tijd voor die andere plaatselijke hobby. Een New Yorker weet dat een plek pas de moeite is als er een rij voor de deur staat, dus wacht hij met plezier. Een halfuur voor noedels, drie kwartier voor bagels en minstens het tweevoud voor de hippe Italiaan die al eeuwen op onze bucketlist staat.
Omdat je van aanschuiven dorst krijgt, duiken we in afwachting van onze tafel een naburige karaokekeet in. Twee uur, drie Disneymedleys en vier whiskey sours later strompelen we richting restaurant. Ik probeer prosecco by the flass – iets tussen een fles en een glas in – te bestellen en mijn lief valt in slaap boven zijn overprijsde arancini. Geen idee hoe we het als New Yorkers doen, maar zuipen als Belgen, dát kunnen we.
Meer columns van Catherine: