Catherine kocht als overtuigd vegetariër een jas met een echt bontkraagje.
COLUMN: ‘Aan -70% leken mijn morele overtuigingen plots ver zoek. Het bontkraagje was zo klein’
Catherine houdt van haar lief, hotelbedden en ketchup. Tot de dag dat zelfspot een olympische discipline wordt, deelt ze hier elke week haar avonturen.
Ik ben een slecht mens. Oké, dat is overdreven. Laat me nuanceren: ik ben een slechte vegetariër. Niet omdat ik vlees at – dat lookbroodje van de pitazaak niet meegerekend, waarop zoveel gesmolten kaas lag dat ik de onderliggende schel hesp had gemist – maar omdat ik iets veel ergers deed. Ik heb stiekem bont gedragen.
Als kind was ik al een echte dierenvriend. Ik zaagde de oren van moeders hoofd tot ik een hamster kreeg en weigerde resoluut vlees te eten. Omdat mijn mama echter resoluut geloofde in een uitgebalanceerd dieet bedacht ze een sluwe list. Ze maakte haar dochter wijs dat gehakt ‘enkel uit eiwitten bestond’. Eiwitten, zo redeneerde mijn zevenjarige zelf, die móésten wel vegetarisch zijn. Dus smikkelde ik braaf mijn frikadellen met krieken naar binnen.
Tot de leugen op Chirokamp aan het licht kwam. ‘Jij was toch vezetagiër?’ aldus een of andere betweter met een spraakgebrek. Ik ontdekte de vreselijke waarheid dat gehaktbrood eigenlijk vleesbrood was en stuurde dat jaar een opvallend droge brief naar het thuisfront. Die ‘zonnige groetjes’ kon ze op haar buik schrijven! Nu ben ik minder naïef en is mijn vegetarisme zowat het enige principe dat ik nooit overboord gooide.
Meat is murder en madammen met nen bontjas zijn gemeen, om het met de woorden van twee jeugdidolen te zeggen.
Op garlic-gate en een ongelukkige wissel tussen een wrap mét en zonder kip na bleven alle beestjes uit mijn mond gespaard. En uit mijn kleerkast. Dat ik als kind tegen bont was, sprak voor zich. Meat is murder en madammen met nen bontjas zijn gemeen, om het met de woorden van twee jeugdidolen te zeggen.
Als puber veranderde de zaak enigszins. Oké, fur was fout, maar die bruine nerts van Gwyneth Paltrow in ‘The Royal Tenenbaums‘ zag er zó stijlvol uit. Gelukkig kon ik me met mijn magere zakgeld geen peperdure pels veroorloven. Dertien jaar en even veel faux-fur coats later ben ik dan toch gezwicht.
Het was een jas met een ieniemini konijnenkraag die me tijdens de solden de das omdeed. Aan -70% leken mijn morele overtuigingen plots ver zoek. Het kraagje was zo klein, en verwijderbaar bovendien! Al besefte ik dat ik me tijdens de komende wintermaanden heimelijk in zijn gruwelijke warmte zou wikkelen.
Dat doe ik nu al bijna drie jaar en het schuldgevoel is in tegenstelling tot de jas niet meer te dragen. Wat zouden Morrissey en Urbanus zeggen? Het accessoire weggooien kan ik niet, dan was het lijden voor niets, maar nooit zal ik nog korting op normen en waarden laten primeren. Dat zweer ik op mijn dode hamster. Madammen met een bontkraag bedoelen het soms goed.
Deze column verscheen in Flair op 3 oktober 2017.
Meer columns van Catherine:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier