'De vijver waarin ik kon "vissen" was zo klein geworden dat de kans dat ik EuroMillions kon winnen, groter leek.'
Daten na je 30ste: redactrice Lies over de ware vinden na je 30ste verjaardag
De man van je leven vinden, het is geen eenvoudige opgave – en al zeker niet als je de dertig bent gepasseerd. Dat ondervond redactrice Lies. Zij vertelt open en eerlijk over haar zoektocht naar Het Lief.
Ik was 29 toen ik single werd na een relatie van vier jaar. Het merendeel van mijn vriendinnen was intussen getrouwd, had een of meer kinderen, en woonde in een huis waar al dan niet aan verbouwd moest worden. Hun leven stond in schril contrast met wat toen plots het mijne was geworden. Ik had geen lief, geen huis en kinderen waren een compleet onrealistisch plan voor de eerstvolgende jaren. En hoewel ik me tot dan zelden ‘anders’ had gevoeld dan zij, werden de verschillen tussen mijn leven en dat van hen plots pijnlijk voelbaar. Alsof er ineens een heel kanaal tussen ons stroomde dat ik krampachtig met een roeibootje probeerde over te steken om er toch maar bij te horen. Niet dat een van hen me ooit bewust aan de kant heeft geschoven omdat ik geen man en kinderen had, zo zijn ze ook helemaal niet, maar het was anders. Onze levens waren totaal verschillend geworden. Zomervakanties werden geboekt met het gezin – niet met de vriendinnen (logisch), avondjes uit moesten dagen vooraf gepland worden (en gebeurden dus niet meer zo spontaan als vroeger), gesprekken gingen vooral over kinderen, bevallingen en borstvoeding. Ik leek geen voeling meer te hebben met hen, en zij niet met mij. En omdat ik door de jaren heen een panische angst had ontwikkeld om gekwetst te worden, nam ik afstand. Want afstand bood veiligheid. Niet de juiste oplossing, want ik had hen wellicht beter gewoon gezegd hoe ik me voelde, maar wel typisch ik. Ik wilde niemand kwetsen en wilde vooral geen ruzie. En dus groeide de afstand tussen ons, beetje bij beetje.
Over mijn lichaamstaal en mijn huis
‘Je schrikt mannen af, denk ik’, zei mijn mannelijke vriend voorzichtig. Ik keek hem vragend aan. ‘Euh, zó afstotelijk ben ik nu toch ook weer niet?’, lachte ik zijn antwoord op mijn vraag weg. ‘Je lijkt het allemaal al voor elkaar te hebben: een huis, een goeie job, een fijn leven. Dat schrikt mannen af.’ Ik keek en zweeg. Dat begreep ik niet: dat ik uiteindelijk een huis(je) had gekocht en verbouwd was iets waar ik zelf apetrots op was, iets wat me vaak net recht had gehouden tussen alle papflessen, trouwfeesten en grootse bouwprojecten. ‘Voelen mannen zich dan geïntimideerd?’ wilde ik weten. ‘Ik niet, hè, maar ik ken jou. Maar sommige mannen misschien wel.’ Ik slikte, want dat was nog niet alles. Een van mijn beste vriendinnen had me ook al voorzichtig verteld dat ik niet de meest vriendelijke blikken wierp als mannen me probeerden te benaderen. Dat ik misschien niet de meest open houding had. Bewust heb ik het alleszins nooit gedaan, maar hoe ouder ik werd, hoe vaker iemand me gekwetst had, natuurlijk. En dat vertaalde zich in mijn lichaamstaal, moest ik toegeven. Ik had stilaan een persoonlijke zone afgebakend om mezelf te beschermen. Om niet weer gekwetst te worden. Iedereen die me bekend was, daar kon ik altijd makkelijk en vlot een praatje mee slaan, mee staan lachen en onnozel staan doen. Maar voor vreemde mannen was ik inderdaad wat moeilijker te benaderen. Het had ook met onzekerheid te maken, want die was met mijn single bestaan ook keihard tussen mijn oren gekropen. Ik twijfelde aan alles: aan wie ik was, aan wat ik wilde, aan hoe ik eruitzag, aan mijn dromen. Ik wilde zo graag bevestiging van een lief, terwijl net dat hetgene was wat ik angstvallig op een afstand hield. Hoe kon ik ooit iemand toelaten als ik zo bang was om gekwetst te worden? En hoe kon ik van die onzekerheid af geraken als ik niet de bevestiging vond waarnaar ik op zoek was?
Over een partner in crime
Wat ik in het begin van mijn single leven het meeste miste, was een partner in crime. Iemand die net als ik nog vrij en vrolijk was, die geen vent had die thuis op haar zat te wachten, en ook geen flauw benul van hoeveel papflessen een kind van zeven maanden nodig heeft op één dag. Iemand om die ene leegte op te vullen. Toch is zoiets makkelijker gezegd dan gedaan. Want hoewel een lief vaak al na één week je halve kleerkast heeft ingepalmd, hebben vriendschappen veel meer tijd nodig. En dus duurde het ook even voor ik een echte sbff (single bff) vond. Maar toen ik er een vond, was het wel meteen een goeike. Ze was een goeie vriendin van een van mijn vriendinnen, en het klikte vrijwel meteen. Voor haar haalde ik op woensdagavond mijn kookpotten boven (of goeie afhaalchinees – ook niet slecht, natuurlijk) om daarna samen voor tv neer te ploffen, met haar trok ik naar een niet-zo-kindvriendelijk hotel onder de zon, zat ik (bijna) elk weekend op café en kon ik al mijn frustraties over alleen zijn delen. Ze snapte me, beter dan de meeste andere vriendinnen. En dat doet ze nog steeds, al zien onze levens er intussen een pak anders uit dan twee, of zelfs één jaar geleden.
Over blind dates
Als er iets is wat elke (dertigplus) single eens zou moeten proberen, zijn het blind dates. Vriendinnen, kennissen, of collega’s hebben sowieso iemand in hun omgeving van wie ze denken: ja, misschien zouden die twee wel eens kunnen matchen. Doen, zou ik zeggen. Want het enige wat je dan nog moet regelen, is een datum. Wat heb je uiteindelijk ook te verliezen, toch? Ik heb ze dus ook een kans gegeven, die blind dates. Drie keer zelfs, in een halfjaar tijd.
De allereerste blind date luidde het einde in van mijn ‘ik hoef even geen vent’-periode (die zo’n jaar heeft geduurd) en werd opgezet door een gemeenschappelijke vriendin. Hij nodigde me, op de heetste dag van dat jaar, uit in een restaurant bij hem in de buurt, daarna gingen we nog wat drinken. Het was gezellig, en we besloten nog een keer uit eten te gaan. En hoewel een behoorlijk beschonken vreemde man op café mijn date op het hart drukte dat ik een topwijf was, was er nooit een echte vonk tussen ons. Ik vond hem wel knap, daar niet van, en het was plezant – dat ook, maar meer zat er duidelijk niet in.
Date nummer twee werd opgezet door een collega die mij – in alle eerlijkheid – niet echt kende. Een succesnummer kon je de date dus niet noemen, maar opnieuw: het was gezellig en ik ben er zeker nooit slechter van geworden. Integendeel: ik had een gezellige avond, en hij ook (denk ik).
Date nummer drie was eigenlijk maar een halve blind date. Hè? Op oudejaarsnacht kreeg ik een Facebookbericht van een kerel. Dat hij me een tijdje geleden had gespot, me die avond op café was tegengekomen, maar de moed niet had gevonden om me aan te spreken. Hij was vertrokken, en later teruggekomen naar het café, maar tegen die tijd was ik alweer weg. Ik gaf hem een kans, alleen al omdat hij de moeite had gedaan om mijn naam te achterhalen en me een bericht te sturen (en er niet zo slecht uitzag op zijn Facebookfoto). Dus gingen we iets drinken (wat doe je anders ook op zo’n date?), spraken daarna nog een keer af, maar ook deze keer geen verder vervolg. Na drie dates had ik het eerlijk gezegd ook wat gehad met de verrassingen, al waren het stuk voor stuk fijne ervaringen en ben ik nooit op restaurant of café beland met de een of andere freak. En daar kan je eigenlijk ook wel van uitgaan, denk ik: als de koppelaar in kwestie een échte vriend of vriendin is, is de kans op een toffe avond behoorlijk groot. Of het dé sleutel is tot een lief? Doubt it.
Ik voelde me zo vaak onbegrepen. Wat wisten mijn vrienden, al tien jaar samen met hun lief, van daten na je dertigste?
Over me onbegrepen voelen
‘Je bent te kieskeurig.’ ‘Je moet je meer openstellen.’ ‘Je mag daar zo niet mee bezig zijn. Als je het wat loslaat, dan komt het wel.’ ‘Misschien is die wel heel erg lief, je moet toch zo niet op het uiterlijk afgaan.’ ‘Een man zonder kinderen? Lies, we zijn de dertig al gepasseerd, hè. Dat kan bijna niet.’ Het zijn maar enkele van de uitspraken die ik te horen kreeg van vriendinnen en kennissen. Talloze discussies had ik met (sommigen van) hen, over hoe ik het best mijn datingbestaan aanpakte. Zo vaak voelde ik me onbegrepen. Want wat weet je nu van daten na je dertigste – of zelfs na je vijfentwintigste – als je al meer dan tien jaar samen bent met je lief? Hoe kan je nu begrijpen dat de ‘vijver’ waarin je moet vissen zó klein is geworden, dat de kans dat je EuroMillions wint een pak groter lijkt? Hoe kan je snappen dat je niet meer zo onbezonnen, zo losjes, zo open in dat datingleven staat als toen we twintig waren? Dat het verdomme moeilijk is om iemand te ontmoeten als je niet meer wekelijks op café gaat of naar een feestje trekt, omdat je vriendinnen intussen een heel ander leven hebben dan dat van jou en ze niet altijd een babysit voorhanden hebben? En vooral: dat het echt wel makkelijk praten is, zo met een lief dat je graag ziet? Toegegeven, zetten we nog een keer de bloemetjes buiten, dan waren het sowieso de vriendinnen mét lief die met wildvreemde kerels stonden te babbelen om eens te zien hoe goed ze nog in de markt zouden liggen. En waren zij het die ‘een goed woordje’ voor me deden bij de kerel die toevallig ook vrijgezel bleek te zijn. (Wat er meestal voor zorgde dat ik compleet dichtklapte en naar de wc trok om me wat minder ‘aap in de zoo’ te voelen.) Het was allemaal goedbedoeld, dat wel, maar zoals dat meestal gaat: de beste stuurlui staan aan wal. En ik voelde me alleszins een waardeloze kapitein (wat gezien mijn vreselijke versierskills ook eigenlijk zo was).
De vijver waarin ik kon “vissen” was zo klein geworden dat de kans dat ik EuroMillions kon winnen, groter leek.
Over Tinder en co
Toegegeven, veel apps of datingsites heb ik niet geprobeerd. Jarenlang zweerde ik Tinder en al zijn aanverwanten af, nadat ik had gezien hoe er op de sportclub smalend werd gedaan over mannen die zich ‘aanboden’ op Tinder, terwijl hun vrouw (en ja, soms zelfs hun kind) naïef dacht dat de papa toch zo’n fantastische vent is. Geen haar op mijn hoofd dat ook maar overwoog mijn ongeluk zelf op te zoeken. Pas toen mijn sbff zich eraan waagde, en ze me al snel overtuigde van de fun (en de hoge verslavingsfactor), zette ik na meer dan twee jaar single zijn mijn vooroordelen (en angst) over Tinder opzij. Vriendin N. had gelijk: dat swipen was best een leuke bezigheid. Al vatte ik het in het begin absoluut niet serieus op. Ik zag het als een egoboost, een manier om wat zelfvertrouwen te kweken en mannen toch op een veilige afstand te houden. Het werkte. Ik vond geregeld een man die me aanstond, en die ook wat in mijn foto’s zag. Mijn telefoon vastnemen en de woorden ‘it’s a match’ zien staan, daar kon ik wel aan wennen. Maar hoe langer ik op die app zat, hoe meer ik ook de nadelen leerde kennen. Mannen die me na een leuk gesprek (of dat dacht ik toch) deleteten. Anderen die één vraag stelden (‘Wat zoek je hier?’) waarop ik eerlijk antwoordde (‘euh… een lief’) en me er dan ook meteen weer afzwierden (boodschap begrepen). Nog anderen die op den duur zo irritant of opdringerig waren dat ik er zelf niet snel genoeg verlost van kon zijn. Ik geef toe, mijn ego heeft ook deukjes gekregen. Want hoe lichtzinnig ik het in het begin ook allemaal opvatte, op den duur werd ik toch een ietwat serieuzere Tindergebruiker. Ik had het gehad met freaks die ‘seksverslaafd’ in hun bio schreven, mannen die ik kende en die thuis een lief hadden zitten, of de op seks beluste egotrippers die me probeerden op te geilen met achterlijke, goedkope sekspraat. Maar ik bleef volhouden, de ene week wat vaker dan de andere. Of al dat swipen me uiteindelijk ook een lief opleverde? Lees vooral verder.
Over angsten en muren
Er zijn vele momenten geweest dat ik zo, zó bang was om nooit meer iemand tegen te komen. Nooit te trouwen, kinderen te krijgen, een eigen gezin te stichten. Vriendinnen susten me met de woorden ‘maar nee, gij’, maar niemand kon me beloven dat dat ook écht niet zou gebeuren. Want waar vind je iemand als er zich nog maar zo weinig kansen aandienen? De blind dates waren het niet geworden, op café kwam ik hem ook niet tegen, en op Tinder vond ik nét iets te veel freaks. En toch... En toch zijn mijn lief en ik een Tindermatch. Niet dat ik helemaal head over heels was na het zien van zijn foto’s (hoewel mijn lief – al zeg ik het zelf – er best mag wezen) – ik bleef mijn nuchtere zelve. En toch was er iets in hem dat me triggerde. Dus wat op vrijdagavond heel onschuldig begon met een ‘Hey Lies, alles goed daar?’ eindigde niet veel later in urenlange chatsessies en zelfs een urenlang nachtelijk telefoongesprek. Er waren zoveel raakpunten tussen mij en mijn Tindermatch dat het soms beangstigend was. Twee dagen later ontmoetten we elkaar voor het eerst. Bij mij thuis. ‘Nooit doen!’ is het meest gehoorde (terechte!) advies in zo’n situatie, maar ik had de ideale bron om me te vertellen dat ik in geen benarde situatie zou terechtkomen. Een van mijn beste vrienden bleek immers zijn collega te zijn, waardoor ik meteen wist wat voor iemand Mijn Potentieel Lief (MPL) was. De vriend had gelijk: MPL was een topkerel, want ook in real life bleek het te klikken tussen ons. Drie dagen na de woorden ‘it’s a match’ waren mijn lief en ik ook een échte match.
When you know, you know, schreef ik toen mijn lief en ik – na acht maanden samen – onze verloving aankondigden.
Over De Liefde
‘When you know, you know’ schreef ik toen mijn lief en ik – na acht maanden samen – onze verloving wereldkundig maakten. (Dat lees je goed: ik ga trouwen!) Want ja, ik wist het, vrijwel meteen. Ik voelde gewoon dat het klikte tussen ons. Mijn lief bleek een fantastische kerel, toonde interesse in mij, we konden uren zitten kletsen, ik kon mezelf zijn, flauwe moppen maken én zonder schroom de cellulitis op mijn billen laten zien. Bovendien liet hij me dromen van verre reizen. Na een maand zaten we dan ook bij het reisbureau een (niet te annuleren) tripje van véél geld te boeken voor de zomer (die pas over een halfjaar begon). Een groot risico volgens velen, en ik vermoed dat verschillende vriendinnen en familieleden me (stilzwijgend) voor gek verklaarden, maar tegelijk voelde iedereen dat het anders was. Dat dit écht was: geen flirt, kortstondige affaire of een goed verpakte loser die me over dit en een paar maanden de uppercut van mijn leven zou bezorgen. Want hoe gek het ook klinkt, ik had zo lang gezocht naar De Liefde, zo lang gehoord dat ik te veeleisend was, dat ik me meer moest openstellen, dat ik te hoge verwachtingen had, dat ik onrealistisch was – dat ik het op den duur zélf ging geloven. Terwijl ik alleen maar wilde voelen wat ik nu voel: Liefde met een hoofdletter L. Ik wíst met elke vezel in mijn lijf: dit wordt iets, dit ís iets. Net daarom wil ik nog één ding zeggen aan alle singles onder ons: give yourself a break, honey. Het komt, al geloof je er écht niet meer in, en zie je jezelf over vijftig jaar helemaal alleen in een huis wonen, vergezeld door vijftien katten. Je bent mooi. Geweldig. Fantastisch. En op een dag is er iemand die dat eindelijk zal zien. En dan kan jij al die vriendinnen van je ongelijk geven: je bént niet te veeleisend, kieskeurig of onrealistisch. Je wacht alleen op De Liefde.
Lees ook:
- UITGETEST: met dit soort seksspeeltjes kom je binnen de minuut klaar
- ONDERZOEK: helft van de vrouwelijke millennials is ontevreden over haar seksleven
- 5 van de beste standjes bij zwoel zomerweer
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier