Gen F

Join onze community en krijg extra toegang tot artikelen, deel jouw verhaal & ...

‘Ik werkte 400 uur per maand voor een loon van 5 euro. Een minuutje rusten op een stoel betekende dat ik geslagen of geschopt zou worden.’

Ethische kledij staat niet in het woordenboek van de Belgen

Vijf jaar geleden stortte het fabriekscomplex Rana Plaza in Bangladash in. 1138 textielarbeiders kwamen om het leven, meer dan 2500 mensen raakten gewond. De wereld was geschokt en beloofde verbetering, maar anno 2018 blijkt dat die er nog altijd niet is.


Na de instorting tekende België de VN-richtlijnen om de arbeidsomstandigheden in gelijkaardige fabrieken te verbeteren, maar dat haalde weinig uit. Ja, door het veiligheidsakkoord zijn de fabrieken veiliger geworden, maar de mensen in diezelfde fabrieken worden nog steeds blootgesteld aan verbaal en fysiek geweld, hardhandige berispingen en seksuele intimidatie.

Sensibilisering maar geen maatregelen


Huib Huyse, onderzoeker aan het onderzoeksinstituut voor arbeid en samenleving Hiva, uit zijn verontwaardiging tegen De Standaard: ‘Kleren gemaakt in slechte arbeidsomstandigheden, bloeddiamanten afkomstig uit conflictgebieden, de productie van cacao via kinderarbeid… De Belgische politiek doet te weinig om multinationals te dwingen om hun productieketen duurzaam te maken.’

De regering zet momenteel vooral in op sensibilisering van bedrijven, maar echte maatregelen blijven uit. ‘Een bedrijf dat voor de productie van zijn assortiment leunt op onderbetaalde of ongezonde arbeid in Cambodja of Bangladesh, gaat in ons land onder de radar en hoeft geen sancties te vrezen.’

Minimumloon


Daarnaast beloofde het VN-akkoord dat de textielindustrie eerlijker zou worden, maar daar is niet veel van in huis gekomen. In 2013, na de instorting, werden de lonen opgetrokken. De arbeiders gaan nu op het einde van de maand met een loonstrookje van 53 euro naar huis. Voor de ramp lag dat op 30 euro. Sinds 2013 is hun loon gelijk gebleven, terwijl het leven ook in Bangladesh duurder wordt.

Kalpona Akter is 41 jaar. Toen ze 12 was, begon ze met werken in een textielfabriek in Bangladesh. Ze deed haar verhaal aan Apache: ‘Ik werkte 400 uur per maand voor een loon van 5 euro. Wist ik veel wat mijn rechten waren, wat een minimumloon is, dat misbruik strafbaar is. Neerzitten tijdens mijn shift zat er niet in: als stoffenverknipster moest ik de hele dag blijven rechtstaan. Een minuutje rusten op een stoel betekende dat ik geslagen of geschopt zou worden. En ik vond dat normaal.’

Kinderarbeid


Kalpona Akter is niet de enige die van kinds af aan zware arbeid moet verrichten. Omdat de  arbeiders zo weinig verdienen, komen ook hun kinderen in de textielsector terecht. Martje Theuws werkt voor de Nederlandse organisatie Somo (Stichting Onderzoek Mulitnationale Ondernemingen). Zij onderzoeken de arbeids- en levensomstandigheden van textielarbeiders.

Aan De Standaard zegt ze: ‘We hebben na de ramp veel goede intenties gezien, maar de werk- en leefomstandigheden van de arbeiders zijn nog altijd slecht. Ze werken voor een hongerloon, dus maken ze veel overuren om rond te komen, waardoor hun kinderen vaak moeten stoppen met school om in het huishouden bij te springen. Of de kinderen moeten zelf ergens gaan werken, omdat het gezin anders niet overleeft.’

Primarkisering


Het is fout om te denken dat arbeiders die dure kleding produceren beter betaald zijn dan de mensen die kledij maken voor budgetketens. Ook dure merken maken hun kledij in fabrieken waar de lonen veel te laag liggen en waar de arbeiders in barre omstandigheden aan het werk zijn.

De Schone Kleren Campagne wil ‘de vuile was van de mondiale kledingindustrie buitenhangen’ en eist schone kleren. Sara Ceustermans is contactpersoon van die organisatie. Volgens haar blijft ‘primarkisering’ een probleem: ‘De strijd om de goedkoopste te zijn blijft maar woeden en zet steeds meer druk op de productiekosten.’

De consument


Maar het is verkeerd om alleen met de vinger naar de grote instanties te wijzen. Ook de consument is in fout. Natuurlijk draagt de consument een deel van de verantwoordelijkheid, zegt Huyse. ‘Maar zelfs wie de thematiek opvolgt, weet niet altijd of hij duurzaam koopt. Zo wijzen duurdere kleren niet per definitie op betere arbeidsvoorwaarden. Daarom moet de politiek, samen met de sectoren en de bedrijven, de grote lijnen trekken.’

Als je bewust wil weten waar je kledij vandaan komt, kan je terecht bij de Fair Wear Foundation. Daar sluiten kledingmerken zich bij aan als ze zich inzetten om de arbeidsomstandigheden en lonen te verbeteren. Dat wil niet zeggen dat de merken die deelnemen 100 % eerlijke kledij verkopen, maar wel dat ze moeite doen om het lot van de textielarbeiders te verbeteren.

Lees ook:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content

' ' ' '