Gen F

Join onze community en krijg extra toegang tot artikelen, deel jouw verhaal & ...
© Instagram @dinatersago

Lezeressen Charlotte en Xav hadden net als Dina huilbaby's en getuigden erover in Flair.

Dina Tersago: ‘Thor huilt echt de hele nacht door, we slapen letterlijk bijna niet’

De redactie

‘Ik voel me moe, maar ik moet hierdoor, er is geen andere optie.’ Als Dina Tersago nogal uitgeput in haar zetel zit in ‘De Slimste Mens ter Wereld’, moet je ‘t haar vergeven. Haar drie maanden oude zoontje Thor is een huilbaby, vertelt ze in Story. Dat zo’n krijsend kindje het uiterste van je vraagt, weten ook Flair-lezeressen Charlotte en Xav.


‘Dit moet geen maanden meer duren, want dat hou ik niet vol’, vertelt Dina Tersago over het aanhoudende huilen van haar zoontje Thor. Hij is, net als haar eerste zoon Isak, wat men een huilbaby noemt: een baby die vaker, langer en harder huilt dan ‘normaal’. Binnenkort wil de presentatrice haar zoontje laten onderzoeken, want onder andere reflux kan een oorzaak zijn van Thors ontroostbaarheid. Jonge mama’s Charlotte en Xav gingen door dezelfde hel als de ex-Miss België en vertelden erover in Flair.

Charlotte – zoontje Stan en dochter Mila


Doodop, nog voor de bevalling


Charlotte was 24 toen ze beviel van haar eerste dochtertje Mila. ‘Ik had een vlotte zwangerschap, de bevalling verliep goed en mijn man en ik genoten van onze roze wolk.’ Niet lang na de bevalling begon het dan ook te kriebelen voor een tweede kindje. Nog geen zes maanden na haar eerste bevalling was Charlotte opnieuw zwanger, deze keer van een zoontje. Maar nu ging het iets minder vlot.

‘Ik werkte voltijds, zorgde voor onze dochter, hielp mee bij de verbouwingen en had bovendien de diagnose van zwangerschapsdiabetes gekregen. Geen wonder dat mijn lijf op een gegeven moment “stop” zei. Ik was doodop, en had enorm veel last van mijn rug. Zoveel dat ik soms zelfs geen gevoel in mijn been meer had. Ik kon Mila nog amper de trap op dragen en voelde me ongeloofijk schuldig tegenover haar. Ook mijn zwangerschapsdiabetes kreeg ik niet onder controle, wat dan weer voor een schuldgevoel tegenover Stan zorgde.’

Ik heb geroepen, gehuild en geschreeuwd van de pijn.


De bevalling van zoontje Stan was allesbehalve een fijne ervaring. Doordat Charlotte nog steeds een onverklaarbare pijn in haar rug had, weigerde de anesthesist haar een epidurale verdoving te geven. ‘Maar ik was fysiek al zo moe van alle verbouwingen en slapeloze nachten door de rugpijn en de zwangerschap, dat ik amper de energie vond om die vreselijke rugweeën op te vangen. Ik heb geroepen, gehuild en geschreeuwd van de pijn.’ Na tien uur afzien werd Stan geboren, een perfect gezonde baby. 

Medicatie en aangepaste voeding, maar niets hielp


De eerste dagen is Stan stil en slaapt hij goed door. Maar dan begint hij plots véél meer te huilen dan normaal. ‘Eigenlijk huilde hij niet, hij schreeuwde de longen uit zijn lijf. Soms ging hij zo fel tekeer als ik hem vast had, dat hij bijna over mijn schouder kroop. De kinderarts dacht meteen aan reflux, dus kreeg Stan medicatie voorgeschreven. En om ook meteen een koemelkallergie uit te sluiten, paste ik mijn voeding aan. Maar de medicatie en mijn dieet leken niet te werken. Ik legde warme kersenpitkussens op Stans buikje, probeerde hem goed in te duffelen, ging met hem wandelen, wikkelde hem in een draagdoek, maar niets hielp. Stan huilde non-stop.’

“We gaan jullie opnemen in het ziekenhuis”, besliste de kinderarts.


De kinderarts besliste daarop Charlotte en Stan te laten opnemen in het ziekenhuis. Allebei, want hij vreesde voor de mentale gezondheid van de jonge mama. ‘Maar in het ziekenhuis vonden dokters niets abnormaals. Medisch was er met Stan niets aan de hand. Hij was kerngezond. “Stan is gewoon een gevoelig baby’tje”, kregen we te horen. En daar moesten we het mee doen.’

Bang voor een drama


‘Maandenlang ondergingen Bram en ik de urenlange huil- en krijsbuien van Stan. Mila verbleef steeds vaker bij mijn ouders, want de zorg voor haar konden we er met moeite bij nemen. Thuis doofden we de lichten, zetten we alle muziek en geluid uit en schakelden we over op hypoallergene pap, alles om Stans overgevoeligheid te temperen. Maar nog steeds was hij onrustig. Geen enkele nacht sliep ik langer dan één uur aan een stuk. Ik was op, op, op.

Iedereen rondom me was bang dat ik een drama zou begaan.


De gynaecoloog verwees ons door naar een psycholoog, want iedereen rondom me was bang dat ik een drama zou begaan. Niet dat ík ooit met die gedachte heb gespeeld, maar talloze keren heb ik huilend naar mijn man of mama gebeld dat ik niet meer kon. Dat iemand me moest komen helpen. Dat ik wanhopig was. Ik voelde me een vreselijke moeder, kon niet meer helder denken. Steeds vaker kwamen familie of vrienden Stan halen om mij en mijn man te ontlasten. Maar zelfs wanneer Stan weg was, kwam ik niet tot rust. Dat vreselijke schuldgevoel bleef knagen: waarom kon ik mijn kind niet troosten? Waarom kon ik niet van hem houden?’

Een nieuw kind


‘En toen, na drie maanden, stopte Stan met huilen. Plots, van de ene op de andere dag. Er was niets veranderd, er was helemaal niets anders aan onze omgeving, aan zijn voeding of aan de manier waarop we hem troostten. Eerst dachten we dat hij misschien gewoon “een goeie dag” had, maar toen Stan een paar dagen later nog steeds opvallend rustig was, begonnen we te hopen dat de moeilijke fase achter de rug was. Eindelijk. We kregen gelijk. Stan is sindsdien een perfect normaal kind: hij is vrolijk, speels, en huilt niet meer dan een ander kind. Ons gezin herleefde sindsdien, beetje bij beetje. Zo diep als ik toen zat, zo blij ben ik nu met mijn twee kinderen, met Mila én met Stan. Want van onze moeilijke start is absoluut niets meer te merken: ik hou van Stan, net zoveel als ik hou van Mila.’

Xav – zoontje Josse en dochter Nelleke


© Karel Daems

Zowel Xavs zoontje Josse als haar dochter Nelleke waren in de eerste dagen na de geboorte heel rustig, maar bleken dan huilbaby’s te zijn. ‘Josse en Nelleke aten goed, sliepen zoals elke andere baby, en huilden écht niet meer dan normaal. Maar thuis veranderde dat. De eerste dag in ons huis huilde Josse opvallend meer, en dat werd elke dag erger. Op een gegeven moment krijste hij soms tot acht uur op één dag.’

Er waren nachten dat ik niet langer dan een kwartier aan één stuk kon slapen.


‘De borstvoeding, die ik zo graag wilde geven, leek maar niet te lukken. Josse at tergend traag en viel vaak meerdere keren in slaap als hij aan mijn borst lag. Voeden duurde daardoor meer dan een uur. En ook daarna moest ik hem nog een hele tijd ronddragen, omdat hij zoveel last had van krampen. Slapen deed hij hooguit een half uur. Dan werd hij opnieuw wakker, omdat hij alweer honger had. Er waren nachten dat ik niet langer dan een kwartier aan één stuk kon slapen. Toch wilde ik niet meteen stoppen met de borstvoeding, omdat ik het gevoel had dat ik pas een goede moeder was als ik mijn kind de borst gaf. Of dat was toch wat ik had opgepikt van de vele goedbedoelde adviezen.’

Het gekrijs werd steeds erger


‘Na amper twee weken moest ik toegeven dat de borstvoeding niet langer lukte en dat ik beter kon overschakelen op flesjes. Op aanraden van de materniteit begonnen we met een speciale pap. Maar hoewel ik wist dat het wellicht beter was zo, en ik er alles aan had gedaan om de borstvoeding te laten slagen, zat ik met een knagend schuldgevoel. Ik wilde zo graag een goeie mama zijn. Bovendien gaf mijn lijf steeds duidelijker te kennen dat ik rust nodig had. Ik was zo ongelooflijk moe. Daarom besloten we Josse na twee weken een nachtje naar mijn ouders te brengen. Zo konden we wat bijslapen en kon ik wat tot rust komen. Maar ook daar voelde ik me schuldig over, ook al wist ik dat mijn lijf en mijn hoofd dat nodig hadden.’

‘Maar alsof mijn eigen schuldgevoel al niet genoeg was, kreeg ik ook uit mijn omgeving verontwaardigde reacties. Josse was toch nog veel te jong om al weg te brengen? Maar wat verwachtten ze dan? Josses aanhoudende gehuil en de constante zorg en aandacht die hij nodig had, zogen me stilaan leeg. Kwam mijn man thuis van zijn werk, dan was het eerste wat ik deed Josse in zijn handen duwen. “Hier, neem jij het nu maar over.” Ik wilde rust, slaap. Toch vond ik niet meteen gehoor bij de kinderarts. Elke keer kregen we een nieuwe pap voorgeschreven, die we dan een tijdje moesten uittesten. “Wacht een week af en dan zien we wel”, kregen we telkens te horen. Maar het wachten hielp niet. Het gekrijs werd alleen maar erger. En ik kón niet meer.’

Een schim van mezelf


‘Een geheim heb ik er nooit van gemaakt dat het thuis zo moeilijk ging. Het had ook geen zin erover te liegen: één blik op mij en iedereen wist dat het niet goed met me ging. Mijn omgeving maakte zich steeds meer zorgen, niet alleen om Josse. “Gaat het, schatteke? Je gaat toch geen domme dingen doen, hè?” vroeg mijn mama geregeld. Zelf begreep ik niet waarom ze zoiets zei, maar zie ik nu foto’s van mezelf destijds terug, dan schrik ik ook. Ik was nog een schim van mezelf.’

Wanneer zou het eindelijk beter worden, wanneer zou deze hel overgaan?


‘Ik herinner me nog hoe ik Josse ’s avonds een flesje zat te geven op zijn kamer, toen hij weer krijsend in mijn armen lag. Ik brak. Keihard knalde ik zijn papfles tegen de muur. Wanneer zou het eindelijk beter worden, wanneer zou deze hel overgaan? Na acht weken, zo bleek, nadat de osteopaat had gesuggereerd dat Josse een koemelkallergie had en we dat vermoeden op internet bevestigd zagen. Ook de kinderarts geloofde uiteindelijk dat dat de oorzaak van zijn onrust kon zijn, en hij schreef Josse meteen ook medicatie tegen reflux voor. Eindelijk wisten we wat er aan de hand was, eindelijk wisten we waarom ons kind zo hard huilde. Niet dat we toen plots getuige waren van een mirakel: Josse bleef een moeilijke slaper. Maar zijn huilbuien verbeterden en zijn onrust nam af.’

Zogenaamd een overbezorgde moeder


‘Toegegeven, we zijn misschien wat naïef geweest toen we na iets minder dan een jaar besloten om voor een broertje of zusje te gaan. Nog voor de komst van Josse hadden we voor twee kinderen gekozen, het liefst zo kort mogelijk na elkaar. Zo konden ze echt samen opgroeien. We gingen ervan uit dat het allemaal beter zou worden. Ik voelde me ook beter voorbereid. We wisten immers dat we extra aandachtig moesten zijn voor de signalen van koemelkallergie en reflux, want de kans bestond dat ook Nelleke ermee te kampen zou krijgen.

Het duurde maanden voor we gehoord werden, alsof ik een overbezorgde moeder die bijna wílde dat er wat mis was met haar kind.


‘Maar de ernst van Nellekes problemen overtrof de problematiek die Josse had gekend, en ook deze keer was ons geen rust gegund. Nelleke bleek inderdaad koemelkallergie én reflux te hebben. Maar hoewel Josse geholpen was met de juiste pap en medicatie, bleek dat bij Nelleke niet het geval. Ze bleef huilen, ze bleef onrustig en na amper één week was ze al verkouden. Toch duurde het maanden voor we gehoord werden, voor een dokter geloofde dat er iets aan de hand was. Alsof ik een overbezorgde moeder was die bijna wílde dat er wat mis was met haar kind.’

‘Na vijf maanden klopte ik doodmoe aan bij de huisarts. Ik was leeg, op, kapot en stond aan de rand van een depressie. De dokter schrok toen hij me zag en luisterde naar mijn verhaal. Hij verwees me meteen door naar het UZA. En daar, eindelijk, werd ik geholpen. De kinderarts van het ziekenhuis verdubbelde meteen Nellekes medicatie, hoewel we tot dan hadden gehoord dat dat absoluut niet mocht. Stilaan veranderde ze in een vrolijke, goedlachse baby. Haar weerstand verbeterde, waardoor ook haar verkoudheid overging.’

Het gaat over


‘Het moeilijke aan die zware periode is niet alleen het gehuil van mijn kinderen, maar ook de tonnen commentaar en tips die ik moest slikken. Mensen bedoelden het goed, maar ik kon al dat advies niet meer aanhoren. Had toen maar iemand gewoon tegen mij verteld dat het over zou gaan, dat alles beter zou worden. In mijn hoofd ging Josse als tienjarige nog steeds krijsend door het leven. Maar geloof het of niet: het ís overgegaan.’

‘Straffer zelfs, onze kinderen zijn intussen allebei goede slapers. Vaak slapen ze zelfs meer dan twaalf uur aan één stuk. Collega’s zeggen me soms al lachend: “Ja, maar jouw kinderen hebben iets goed te maken, hè, Xav.” En of ze dat doen. Maar het is vooral dankzij de steun van mijn man, onze ouders en de rest van de familie dat we die helse periode zijn doorgekomen. Zij waren er altijd voor ons op de moeilijke momenten. En daar ben ik hen ongelooflijk dankbaar voor.’

 

Deze reportage verscheen in Flair 3 van 2017.

Interviews: Lies Van Kelst


 

Lees ook:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content

' ' ' '