Ik liet mijn vetpercentage meten in een sportcentrum met een handtoestel. Met mijn weegschaal thuis kan ik het ook. Maar de percentages verschilden. Hoe kan ik mijn vetpercentage juist bepalen? Is het waar dat dit ook belangrijk is als je wilt vermageren?
De evolutie van je vetpercentage speelt inderdaad een rol. Wanneer je wilt afvallen moet je een dieet combineren met voldoende lichaamsbeweging. Je valt immers niet meer af als je enkel op je eten let, omdat er een nieuw evenwicht ontstaat. Wanneer je regelmatig sport, neemt je spiermassa toe en neemt je vetpercentage af. Je komt in gewicht soms bij terwijl je wel degelijk slanker wordt.
Om je vetpercentage te meten kun je gebruik maken van een digitale weegschaal of van een huidplooimeter. De meting met een digitale weegschaal is niet erg nauwkeurig, maar wanneer je telkens dezelfde weegschaal gebruikt, kun je wel zien of je vetpercentage afneemt, en daar gaat het toch om. Doe de meting zoveel mogelijk op hetzelfde tijdstip van de dag, tenminste twee uur na het eten, niet met een volle blaas en niet na een extreme inspanning. Dan houd je de metingen zoveel mogelijk constant. De berekening van je vetpercentage is gebaseerd op het feit dat elektriciteit anders geleid wordt door vet dan door spierweefsel. Je lengte, leeftijd en geslacht moet je ingeven.
Je vetpercentage kan ook bepaald worden met een huidplooimeter, maar dat kun je niet zelf doen, het vereist enige ervaring. Je kunt ervoor terecht in sportclubs en fitnesscentra. Een huidplooimeter is een speciale tang waarmee men huid en onderhuids vet vastgrijpt ter hoogte van je biceps, triceps, net boven je heupkam en onder de punt van je schouderblad. Met behulp van de som van die vier huidplooien en een tabel gebaseerd op leeftijd en geslacht, rekent men je vetpercentage uit.
De meest correct metingen van het vetpercentage gebeuren met een professionele impedantiemeter of met een M.R.I.,een gesofisticeerde scanner, maar deze metingen zijn duur en tijdrovend.
