Gen F

Join onze community en krijg extra toegang tot artikelen, deel jouw verhaal & ...
hechtingsstijl
© Getty via Unsplash+

Relatieproblemen? Het zou aan je opvoeding kunnen liggen.

Groen, rood, blauw of een mix: welke hechtingsstijl past bij jou volgens je opvoeding?

De redactie

De liefde is groot, maar toch vervallen je partner en jij steeds weer in dezelfde patronen, met conflicten, frustraties en onbegrip als gevolg. Herkenbaar? De verklaring daarvoor ligt voor een deel bij je opvoeding. Maar voordat je boos je ouders gaat bellen: je moet er wel zélf aan werken.

Soms kan de liefde van je ­leven... je het bloed onder de nagels vandaan halen. Zo erg zelfs dat het verleidelijk wordt om een en ander op een gebrekkige opvoeding af te schuiven. (Want moest hij thuis nooit zijn sokken in de wasmand gooien, misschien?) Al zou je het dan niet eens bij het verkeerde eind hebben. Relatie­­the-rapeuten ­geloven dat de manier waarop we als volwassenen omgaan met liefde en intimiteit voor een belangrijk deel bepaald wordt door onze vroegste ervaringen. Hoe onze ouders in de eerste jaren na onze geboorte ­reageerden op onze behoeften, is daarbij cruciaal. Mensen hechten zich immers aan hun partner zoals ze dat vroeger aan hun ouders ­hebben gedaan.

Ben je er voor mij?

De Engelse psycholoog John Bowlby stelde in de jaren zestig in zijn wereldberoemde hechtingstheorie dat we een aangeboren neiging hebben om ons te binden. Baby’s zouden anders simpelweg niet overleven. Ze doen er instinctief dan ook alles aan om hun ouders bij zich te houden: huilen, ­lachen, grijpen, er belachelijk lief en schattig uitzien... ‘Hoe ouders daarop reageren, bepaalt de hechtingsstijl van het kind. En die heeft heel wat invloed op de rest van je leven’, legt psycholoog en relatietherapeut ­Catherine Vanthemsche uit. ‘We zien dat het sterkst in romantische relaties, maar ook onze vriendschappen en werkrelaties worden er deels door gekleurd.’

Het hechtingssysteem schiet in actie zodra je een fysieke of emotionele nood voelt. Dat zie je duidelijk bij ­baby’s: ze huilen als ze honger of een natte luier hebben, maar ook als ze bang zijn of troost zoeken. ‘Het hechtingssysteem zendt dan een signaal uit naar de buitenwereld à la “Hey, ik heb iets nodig, ben je er voor mij?”. Hoe de omgeving daarop reageert, zal voor een groot stuk bepalen hoe je later naar jezelf en de wereld zal kijken. Het vormt een blauwdruk voor je hechting aan anderen.’ Soms worden die signalen – ook wel hechtingsvragen genoemd – niet voldoende of verkeerd beantwoord. Sommige ­ouders kunnen afstandelijk of kil zijnen ­reageren niet of amper. Andere doen dat wel, maar reageren juist ­extreem emotioneel. Weer andere zijn onvoorspelbaar en reageren ­alleen op hun kind als ze daar zelf tijd voor of zin in hebben.

De hechtingsvraag heeft altijd met drie dingen te maken’, legt Cathe­rine Vanthemsche uit. ‘Ten eerste: hoor ik erbij? Ten tweede: ben ik goed genoeg voor jou? Zie je me ook graag als ik niet op m’n best ben? En ten derde: ben je er voor mij? Als ik je nodig heb, kom je me dan ook helpen?’ Hoe die vragen worden beantwoord, bepaalt onze hechtingsstijl. ‘Als dat goed gebeurt, worden we gerustgesteld. Ons neurologisch systeem kalmeert, waardoor er goede hormonen vrijkomen in ons lichaam. We verwerken dingen en kunnen weer verder. Dat leidt tot een veilige hechtingsstijl. Kinderen hebben dan geleerd om zich veilig en op hun gemak te voelen met zichzelf en bij anderen. Daardoor zullen ze makkelijk nieuwe relaties aangaan en een basisgevoel van vertrouwen ontwikkelen. Wordt er echter op een andere manier gereageerd op de hechtingsvragen, dan leren we dat de wereld onveilig is. Dat leidt tot andere hechtingsstijlen, die het ons later, in volwassen relaties, moei­lijker kunnen maken.’

Jij bent zó blauw

Experts maken een onderscheid ­tussen vier hechtingsstijlen. ‘Die stijlen moet je niet zien als hokjes waar iedereen in vastzit, maar eerder als een continuüm, een soort glijdende schaal waarop je je meer of minder bevindt. Op verschillende momenten in je leven kan je op een andere positie zitten’, aldus Catherine.

Als je het visualiseert als een schaal, dan zit er in het midden een groen stuk dat de veilige hechting voorstelt. Het ene uiterste van de schaal is rood en staat voor een angstige hechting, het andere uiterste is blauw en stelt een vermijdende hechting voor. De vierde categorie van gedesorganiseerde hechting combineert rood en blauw.

‘Hoe vaker je emoties vroeger niet beantwoord zijn geweest, hoe meer je die gaat leren afsluiten’, zegt Vanthemsche. ‘Dan ga je op een moeilijk moment eerder op een blauwe oftewel vermijdende manier reageren. Als je emoties juist overweldigend beantwoord werden, zal je eerder angstiger worden en dus rood reageren.’ We zetten het even voor je op een rijtje.

Groen: veilige hechting

Als kind: mensen die zich in het groene stuk bevinden, zijn opgegroeid met ouders die steeds op een manier die ook helpend was hebben geantwoord op de hechtingsvragen. Het kind werd gehoord, mocht emoties tonen en werd getroost wanneer dat nodig was. Er was liefdevolle ­nabijheid, maar ook voldoende kans tot zelfstandigheid.

Als volwassene: veilig gehechte mensen durven hulp te vragen, hebben een gezond gevoel van eigenwaarde en kunnen het onderscheid maken tussen veilig en onveilig. Als iemand hen onrecht aandoet, haalt dat hen niet meteen uit balans. Ze begrijpen dat sommige issues van de ander zijn en niet automatisch hun schuld zijn.

Zo ziet het eruit: je partner komt thuis na een stresserende werkdag en zit duidelijk slecht in zijn/haar/hun vel. Hij/zij/die reageert kort en bitsig. Vanthemsche: ‘Wie in het groene stuk zit, vat dat niet persoonlijk op. Je weet dat het niet aan jou ligt. Je weet: gisteren was alles oké en we zien elkaar graag. Vanuit die stevige basis kan je een gezonde reactie vertonen: vragen wat er scheelt, luisteren, begrip tonen, een knuffel geven… Alles wordt binnen die veilige hechting gedragen, waardoor je er niet bang of boos door reageert.’

Rood: angstige hechting

Als kind: de vechtende of angstige hechtingsstijl ontstaat als ouders onvoorspelbaar reageren op de emoties van het kind: soms heel fel, soms ­helemaal niet. Vanthemsche: ‘Dat is erg verwarrend en zorgt voor angst. Je denkt: ben ik wel goed genoeg? ­Waarom zijn ze er soms wel voor me en soms niet? Emoties worden extreem uitvergroot en er wordt heftig op gereageerd. Om aandacht te krijgen, moet het kind soms hard roepen, huilen of zich stout gedragen. Het leert niet zelf met emoties om te gaan, waardoor er weinig zelfredzaamheid ontstaat. Er is veel nood aan anderen en weinig eigenwaarde.’

Als volwassene: angstig gehechte mensen reageren voortdurend vanuit die angst, waardoor ze steeds het contact met de ander gaan opzoeken: ze zoeken aandacht en klampen zich vast. Voor de ander voelt dat erg verstikkend aan. Je kan last hebben van verlatingsangst, maar het kan zich ook uiten in passief-agressief of zelfs ronduit agressief gedrag, ­kritiek uiten en van je afbijten. Er wordt dan op een negatieve manier om aandacht en nabijheid ­gevraagd.

Zo ziet het eruit: je twijfelt meteen wanneer je partner kortaf is. Je denkt: er is iets mis. Zie je mij nog graag? Ben je er nog voor mij? Kunnen we nog samen verder? Je verdedigingsmechanisme schiet in gang door kritiek te uiten, je vast te klampen en de ander te ondervragen in de hoop dat je wordt gerustgesteld dat je er nog toe doet.

Blauw: vermijdende hechting

Als kind: de teruggetrokken of ­vermijdende hechtingsstijl ontstaat wanneer ouders niet of amper reageren op de hechtingsvragen van het kind. Emoties worden geminimaliseerd of zelfs geridiculiseerd met reacties als ‘Stel je niet zo aan!’. Als een kind pijn heeft, wordt er kordaat gezegd dat het vooral niet moet wenen. Een huilende baby wordt niet altijd getroost.

Als volwassene: vermijdend ­gehechte mensen hebben geleerd dat er niet wordt gereageerd op hun emotionele nood. Ze moeten dus hun plan trekken. Vanthemsche: ‘Zij leren hun emoties af te sluiten en vertrouwen vooral op zichzelf. Ze kunnen geen hulp vragen en focussen op hard werken: vooral doen en niet te veel voelen. Ze krijgen soms te kampen met bindingsangst, conflictvermijding of moeite met het uiten van gevoelens.’

Zo ziet het eruit: als je partner kortaf thuiskomt, schiet je in een kramp. Je reageert er niet op en vraagt er niet naar, maar gaat gewoon weg. Misschien trek je je stilletjes terug in een andere ruimte of ga je druk aan de slag in de keuken. Onbewust denk je: zolang ik er niks van zeg, is het oké en bestaat het niet. Er wordt vooral níét over gepraat.

Blauw + rood: gedesorganiseerde hechtingsstijl

De vierde, gedesorganiseerde hechtingsstijl is er eentje waarbij blauw en rood gecombineerd worden. Er wordt tussen de kleuren geswitcht of ze komen samen voor. Als je erin terechtkomt, heb je waarschijnlijk vroeger veel onveiligheid en onvoorspelbaarheid gekend, was er geweld of misbruik aanwezig of is er een belangrijke hechtingspersoon plots weggevallen. Dat geeft een enorm gevoel van onzekerheid in zichzelf en onveiligheid over de ­wereld, waardoor verhalen en ervaringen onsamenhangend worden, het verhaal van anderen niet ­automatisch geloofd kan worden, er veel wantrouwen is in zichzelf en in anderen, enzovoort.

Ken je vriendje

Het goede nieuws is dat niemand vastzit in een bepaalde stijl. Vanthemsche: ‘Wanneer ons hechtingssysteem alarm slaat omdat we gevaar zien of voelen – wat in relaties vaak betekent: de verbinding verliezen – reageren we vanuit een al even bio-logisch systeem: vechten (rood) of vluchten (blauw). Dat is zo voor elke persoon, in elke relatie. Niemand is er immuun voor, hoe goed je ouders het ook hebben gedaan. Maar hoe meer trauma’s en negatieve ervaringen je hebt opgedaan, hoe sneller de wereld onveilig kan voelen, hoe sneller je in die overlevings­reacties vervalt en hoe moeilijker je eruit kan komen.’

Als je van je partner weet in welk ­patroon hij/zij/die het vaakst vervalt, dan weet je ook waarin je hem/haar/hen kan geruststellen. ‘Bij rood laat je weten dat je er bent en dat je het samen gaat blijven doen, bij blauw dat je partner echt wel goed genoeg is. Maar je eigen patronen leren herkennen is vaak een moeilijkere opdracht’, zegt Vanthemsche. ‘Je moet er heel goed en eerlijk voor naar jezelf kijken, maar ook verantwoordelijkheid durven te nemen voor je gedrag. Wat je toont aan de buitenkant, is immers niet altijd wat je voelt aan de binnenkant. Dat is best confronterend.

Probeer na een negatieve ervaring zowel samen als apart terug te blikken op wat er precies is gebeurd. Door erover te praten en te reflecteren kan je ontdekken: zo werkt het voor mij en zo voor jou. Hoe beter je je eigen patronen leert te herkennen, hoe beter je dat ook tijdens een conflict zal kunnen. Dan besef je ineens: oei, ik ben je aan het wegduwen, dus ik ben verdrietig. Of misschien herkent de ander dat gedrag bij jou. Dat helpt om rustiger te blijven en een situatie te de-escaleren, waardoor er op den duur ook minder conflicten ontstaan.’

De relatiematras

Hoe meer negatieve interacties je met elkaar hebt, hoe minder sterk je relatie op den duur bestand is tegen impact. ‘Een collega van mij noemt dat “de relatiematras”’, zegt Vanthemsche. ‘Hoe meer positieve ervaringen je samen hebt, hoe meer lagen je gezamenlijke matras krijgt en hoe zachter je valt bij een tegenslag of conflict. Je veert ook sneller weer recht. Wanneer je valt op een dunne matras, doet het veel meer pijn en is er meer kans op blijvende schade. Vandaar dat een relatie soms door een ogenschijnlijk kleine gebeurtenis uit elkaar kan spatten.’

Zelfs als je tot aan je knieën in het rood of blauw lijkt te zinken, kan je je tot in de veilige groene zone ploeteren. ‘Iedereen is in staat om daar te raken’, beaamt Vanthemsche. ‘Mensen zijn enorm veerkrachtig en we kunnen ongelofelijk veel als we ons veilig voelen. Zolang je in een ­relatie allebei de nodige stappen naar elkaar toe zet, is er geen reden waarom je niet samen in de groene zone kan eindigen.’

Mix & match

Elke combinatie van hechtingsstijlen zorgt voor andere valkuilen.

  • Twee mensen in het blauw (vermijdend) lopen het risico dat er geen interactie meer is en ze steeds verder uit elkaar drijven. Er is immers niemand die de relatie bewaakt en het contact maakt.
  • Twee mensen in het rood (angstig) lopen een groot gevaar op escalaties. Ze zijn allebei zo hard op zoek naar contact dat het al snel té intens kan worden. Beiden kunnen overemotioneel en/of aanvallend reageren, waardoor kleine conflicten al snel dramatisch worden.
  • De combinatie van rood en blauw levert een hardnekkig patroon van aantrekken en afstoten op omdat de een contact zoekt en de ander zich terugtrekt. Dat wordt steeds intenser omdat er wederzijds onbegrip is, waardoor het ook steeds moeilijker wordt om uit dat patroon los te breken.

Help, verpest ik nu mijn kind?

Vanthemsche: ‘De hechtingstheorie zorgt soms voor extra druk bij ouders om het goed te doen. Je wil je kind niet voor de rest van z’n leven met relatieproblemen opzadelen. Maar ­vergeet niet dat alles plastisch is: mensen groeien en evolueren, net als onze hechtingsstijlen. Probeer het niet perfect te doen, want zo trigger je je angstsysteem. Hechting draait vooral om gehoord worden: mag je kind een nood uiten en kan jij daar helpend op reageren? Zolang je daar meestal in slaagt, ben je goed bezig. Soms lukt het niet omdat je gestresseerd of moe benten daardoor naar rood of blauw doorschiet. Dat is geen ramp zolang je het kan herkennen en ook goedmaken. Kan je sorry zeggen en een fout toegeven en die proberen te herstellen? Dan komt het sowieso goed, want ook die ervaring helpt je kind bij het ontwikkelen van gezonde relaties.’

Tekst: Talitha Dehaene

Lees ook:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content

' ' ' '