Een stomend heet vervolg op de erotische roman ‘Rood fruit’.
‘De mengelmoes van opwinding en opluchting, maar ook frustratie en verwarring borrelen in mijn lijf’
Met hun erotische roman Rood Fruit zorgen onze Happy Ending-auteur Elien Geboers en haar co-auteur Ann Cuyvers (Womeneria.com) ervoor dat het een héél zwoele zomer wordt. Maar omdat je nooit te veel opwinding kan hebben, schrijft Elien speciaal voor Flair negen weken lang een spicy spin-off van het boek.
Deel 3: ‘Het smaakt naar zomer’
‘Mag ik?’ vraagt Pedro heel plechtig, alsof er een kans is dat ik toch nog nee zou zeggen. Ik antwoord niet met woorden, maar zwaai mijn armen achter me, grijp hem ergens bij zijn bovenbenen vast en trek hem zo dicht naar me toe dat zijn penis niet anders meer kan dan in mij schuiven. We slaken gelijktijdig een diepe, verlossende zucht.
Pedro’s handen zitten stevig om mijn heupen, zijn vingers diep in mijn huid geduwd. En telkens wanneer hij voorwaarts stuwt met zijn bekken, trekt hij mijn kont wat meer naar zich toe. Om me dan met zijn gebeuk meteen weer naar voren te katapulteren. Zo hard dat mijn borsten ervan meewiegen. Maar hoe diep hij ook in me komt en hoe gedreven hij ook stoot, de mengelmoes van opwinding en opluchting, maar ook frustratie en verwarring blijft borrelen in mijn lijf.
Minder nadenken, meer voelen, herhaal ik een paar keer in mijn veel te onrustige hoofd. Als dat niet helpt, duw ik uit wanhoop mijn gezicht gewoon wat steviger in het kussen. Hoe minder ik kan ademen, hoe minder mijn brein toertjes kan blijven draaien, bedenk ik. Ik zet mijn tanden stevig in de stof. Het helpt ook een beetje dat Pedro nu echt lekker op dreef begint te komen en in zijn enthousiasme flink op mijn achterwerk begint te meppen. Maar als die ene verdomde mug, die alleen komt opdagen wanneer ze écht niet gewenst is, op dat moment naast mijn oor komt vliegen en haar gezoem luider lijkt te klinken dan een straaljager die door de geluidsmuur knalt, blijkt dat toch de finale domper op de feestvreugde.
‘Ben je verliefd?’
‘Oké, stop!’ roep ik geërgerd, en ik veer recht. Pedro’s penis floept vanzelf uit mijn lijf.
‘Oye, joder!’ vloekt hij luid. Zijn blik schiet van zijn nog nabengelende erectie naar mij en weer terug. Ik wurm me tussen zijn benen uit en laat me met een zucht op mijn rug op het matras ploffen.
‘Sorry, schat’, schud ik hijgend mijn hoofd, en ik tik er met mijn wijsvinger tegen aan de zijkant. ‘Het lukt niet in mijn bovenkamer.’ Pedro staart me alleen maar aan, met zijn ogen wagenwijd opengesperd. Deels van de opwinding, deels van ongeloof, schat ik. Ik sla mijn handen voor mijn gezicht. Evenmin een oplossing, want achter mijn oogleden wordt het zootje alleen maar groter. Het beeld van het verbouwereerde gezicht van Pedro vloeit er als een mislukte face swap samen met dat van Simon.
‘Ik vrees dat we toch moeten praten’, concludeer ik met veel tegenzin wanneer ik besluit dat ook naar het plafond turen de situatie niet vanzelf zal oplossen. Pedro laat zich verslagen naast me op het matras zakken. Zijn vlag hangt intussen halfstok.
‘Ik heb me toch geëxcuseerd? Ik weet het, ik reageerde veel te fel, maar dat was gewoon in the heat of the moment.’
‘Nee, nee’, schud ik mijn hoofd. Ik leg mijn hand op de zijne en draai me wat meer naar hem toe. ‘Dat is het niet. Niet echt. Ik ben gewoon… in de war.’ Nu draait Pedro zich ook wat meer naar me toe en kijkt me aan.
‘Ben je verliefd?’
‘Ja, tuurlijk!’ reageer ik vliegensvlug, en ik besef dan pas dat hij niet bedoelt ‘op mij’, maar ‘op die andere’. Als door een adder gebeten wip ik recht: ‘Ik bedoel: nee. Ik bedoel: op jou. Natuurlijk. Niet op hem.’
Ik wil op dit moment niets liever dan even uit mijn eigen lichaam treden en mezelf een flinke mep in het gezicht geven. Omdat ik knettergek word van mezelf én in de hoop dat dat zou helpen om me te herpakken. Al heb ik bij dat laatste mijn twijfels. Want als ik eerlijk ben met mezelf, moet ik toegeven dat ik niet helemaal de waarheid spreek.
Natuurlijk ben ik verliefd op mijn man, maar beweren dat Simon niet ook aan de vlinderstruik in mijn buik heeft geschud en zo heel wat van die beesten heeft doen ontwaken, is een regelrechte leugen. Het is precies dat gevoel dat me parten speelt en me opvreet aan de binnenkant. Want ik wil natuurlijk niet verliefd worden op een ander, dat is toch helemaal niet het plan?!
‘De aanval is de beste verdediging’, fluistert het duiveltje op mijn linkerschouder. En nog voor het engeltje aan de andere kant me ervan kan behoeden dat ik er een nog grotere puinhoop van maak, vraag ik: ‘Word jij dan verliefd op die andere vrouwen?’
Pedro kijkt me bloedserieus aan en knikt: ‘Soms, natuurlijk. Dat is toch maar normaal?’
En dan valt de hemel op mijn hoofd, want al weken lang vreet ik mijn kas op omdat ik me zo onnoemelijk schuldig voel tegenover Pedro. Mijn man, die ik nooit ofte nimmer zou willen kwetsen en tegen wie ik dus zeker niet zou willen zeggen dat ik misschien een heel klein beetje gevoelens heb ontwikkeld voor iemand anders. Iemand die op de koop toe aan de andere kant van Europa woont en dus nooit echt een reële bedreiging zal vormen.
Maar ook mijn man, die er blijkbaar zelf niet de minste moeite mee heeft om dat wel te doen. Ik begin te koken aan de binnenkant. En nog meer wanneer ik besef dat zijn meest recente verovering geen vlucht van een paar uur van ons verwijderd is, maar gewoon aan het einde van de straat woont. Voor ik het goed en wel besef, sta ik boven op het matras, met mijn vuisten gebald en mijn gezicht op onweer: ‘Normaal, normaal? Nee, dat vind ik niet normaal. Een beetje avontuur, dát was het plan. Maar gevoelens, gevoelens, gevoelens…’ zwaai ik mijn armen wild door de lucht. Het lukt me niet om uit mijn woorden te komen.
Uit frustratie spring ik van het bed af. De bons waarmee ik neerkom, lijkt mijn sluizen te openen. Tranen springen in mijn ogen en starten meteen een wedstrijdje om het snelst tot aan mijn kin rollen. Deze dag is in amper een halfuur tijd van een mooie droom in een ware nachtmerrie veranderd.
Ik raap de bedsprei, die op de grond is gevallen, van de vloer, sla die zo snel als ik kan om mijn naakte lijf en hol – met het nodige dramatiek – terug naar de walk-incloset. De deur laat ik daarna met een knal in het slot vallen. Voor de kast met mijn designerhandtassen en meest exclusieve sneakers kruip ik in een bolletje op de vloer. Gelukkig biedt de Chaneltas, die me ook echt een schouderklopje lijkt te willen geven, al een beetje troost. Ach, zo dadelijk komt Pedro me achterna, zegt hij dat het één groot misverstand is en wordt alles zo weer beter, stel ik mezelf gerust.
Waar is Pedro?
Onterecht, zo blijkt als ik God mag weten hoeveel uur later met een zwaar hoofd en gezwollen ogen wakker word en besef dat ik nog steeds op de vloer van de kleerkastruimte lig. Half bedekt door de bedsprei, half naakt en met de Chaneltas onder een van mijn oksels, besmeurd door een mengeling van traanvocht en kwijl. De deur naar de slaapkamer is nog steeds potdicht en het is muisstil aan de andere kant ervan. Met de bedsprei veeg ik de handtas schoon, zet die terug op haar plaats en strompel met wat moeite recht. Ik trek de eerste, de beste joggingbroek uit de kast, gooi er een sweater van Pedro over en schuifel naar de deur. Traag duw ik die open. Als ik mijn hoofd langs de opening steek, voel ik mijn hart bonzen in mijn keel.
‘Pedro?’ Mijn stem klinkt teer. Geen antwoord. Ik duw de deur naar de kamer nu helemaal open en zet een paar stappen vooruit. Geen Pedro te bespeuren, en daglicht ook niet meer. Als ik kamer per kamer door het schemerdonkere huis loop, begin ik steeds meer te beseffen: hij is er niet. Nergens.
Lichtjes in paniek loop ik terug naar de slaapkamer, op zoek naar mijn smartphone. Als ik hem eindelijk vind tussen de lakens op het bed, loopt er een rilling langs mijn rug. Op het touchscreen staat een WhatsApp-melding. Niet van Pedro, maar van Simon. Had ik mijn telefoon maar op ‘niet storen’ gezet vandaag, dan hadden Pedro en ik geen ruzie gemaakt. En dan had ik gewoon kunnen negeren dat er wat wrong aan de binnenkant en was het misschien wel vanzelf voorbijgegaan.
‘Wat maak je jezelf wijs?’ mompel ik luidop, en ik strijk met mijn vinger over het scherm. Eigenlijk wil ik zo snel mogelijk een bericht naar Pedro sturen om hem te vragen waar hij is, maar toch beland ik eerst in het chatvenster van Simon en blijf ik daar langer hangen dan ik zou mogen. Zijn bericht doet meer met me dan ik wil toegeven.
‘Ik kijk zo uit naar je komst dit weekend, Marisa. Nog nooit heb ik je dit gezegd, maar ik vind jou echt een heel bijzondere vrouw…’
Ik aarzel, tik met een vinger op het typvakje en besluit dan toch om het chatvenster te verlaten en eerst naar Pedro te sturen: ‘Cariño, waar ben je? Ik ben een beetje ongerust. Wil met je praten. Kom je naar huis?’
Maar hoe hard ik er ook naar blijf staren, de eerstkomende tien minuten worden de twee vinkjes naast mijn verstuurde bericht niet blauw. Ik twijfel: drie puntjes of een vraagteken? Uiteindelijk stuur ik ze allebei.
Pas een kwartier en heel veel face ID-frustraties later kleuren de vinkjes ein-de-lijk blauw. Maar in plaats van er rustiger door te worden, begint mijn hart er alleen maar nog sneller door te slaan. Als ik niet oppas, springt het zo nog uit mijn borstkas.
Pedro is aan het typen. Niets meer. Pedro is aan het typen. Niets meer. Pedro is aan het typen. Pling, doet mijn gsm:
‘Ik kom vanavond niet naar huis. Ik denk dat het goed is om even afstand te nemen. Ga op weekend en geniet. Daarna praten we. Ik hou van je.’
Stokstijf sta ik. Althans voor een paar tellen. Dan vliegt mijn smartphone door de kamer en klettert die – onder luid gerinkel – samen met het nachtlampje aan Pedro’s kant van het bed tegen de vlakte. Gelukkig nog net op het tapijt, want ik heb natuurlijk meteen spijt dat ik niet met iets van hem heb gegooid.
Volgende week lees je het vervolg van de negendelige reeks.
Nog meer genieten, fantaseren en wegdromen?
Nog meer genieten, fantaseren en wegdromen?
€ 22 – Ann Cuyvers en Elien Geboers
Bestel de erotische roman ‘Rood fruit’.
Lees ook:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier