'Ik heb altijd gezegd dat als zij stierf, ik haar zou volgen, maar ik kon het mijn familie niet aandoen.'
Elke (24) verloor haar identieke tweelingzus Dorien
Wat doe je als de helft van je sterft? Als je je verjaardag wil vieren, maar diezelfde dag ook rouwt om je zus die er niet meer is? Elke verloor haar identieke tweelingzus een paar jaar geleden en weet niet hoe ze alleen verder moet.
‘Ik ben de oudste, de volle vijf minuten voor Dorien geboren. In onze familie komen verder geen tweelingen voor, dus het was een grote verrassing dat we met twee waren, en dan nog identiek. Er was al Femke, die vijf was toen wij geboren werden. Onze ouders kregen dus ineens drie dochters cadeau in plaats van de twee waar ze op gerekend hadden. Van kleins af aan waren Dorien en ik twee handen op één buik, we deden alles samen. Winkelen, naar de film gaan, we hebben zelfs ooit samen karate gedaan. Wie Dorien zag, zag mij en omgekeerd. We hebben lang in dezelfde klas gezeten op school, al werden we dat op den duur beu. We raceten elke dag naar huis, want wie het eerst thuis was, kon de verhalen van die dag vertellen. (lacht) Na het tweede middelbaar moest Dorien haar jaar overdoen, wat ons wat ademruimte gaf. Maar het eerste wat we deden als de school uit was, was naar de bushalte lopen om te kijken of de ander er al stond. En daarbuiten bleven we alles samen doen. Tot Femke het huis uit ging, sliepen we ook samen.’
Rare tweelingdingen
‘Ik vond eigenlijk helemaal niet dat wij zo op elkaar leken, maar als ik nu kinderfoto’s zie, moet ik toch ook goed kijken. Vaak weet ik zelf niet wie wie is. Tot in de lagere school kregen we ook dezelfde kleren aan. Mama heeft ons altijd uit elkaar kunnen houden, al denk ik dat ze goed moest onthouden wie van ons ze in welk bedje had gelegd. Eén keer had papa ons omgewisseld en dan was er toch wel even paniek. (lacht) Zelf zag ik dat dus zo niet. Ik wist toch perfect wie ik was en wie zij was? Maar ook op school hielden leraren ons moeilijk uit elkaar. We vonden het wel eens leuk om van klas te verwisselen, en ik heb vaak op mijn kop gekregen voor iets wat Dorien had uitgevreten. Probeer dan maar eens uit te leggen dat jij het niet was. Onze vrienden hadden daar dan weer geen probleem mee. We hadden elk ons eigen karakter en ze konden ons makkelijk uit elkaar houden.’
Als Dorien een berichtje kreeg, voelde ik vaak iets trillen in mijn broekzak.
‘We hadden wel eens van die rare tweelingdingen. Dorien was een keer ziek thuis en ik op school, toen ze ineens tegen mijn ma zei: ‘Elke heeft pijn en is aan het wenen.’ Mama geloofde het niet, maar vroeg later toch aan de juf of er iets gebeurd was. Bleek dat ik die dag inderdaad hard gevallen was. Als Dorien een berichtje kreeg, voelde ik vaak iets trillen in mijn broekzak. Wij konden dat absoluut niet verklaren, maar we voelden er ons wel speciaal door.’
Huilend onder de douche
‘Een bestelwagen heeft Dorien en haar vriendin Joyce omvergereden om 5 uur ’s ochtends. Ze waren samen uitgegaan, ik was zelf op een ander feestje met een vriendin. Ik had mijn huissleutel niet mee, Dorien wist dat en we hadden afgesproken om rond hetzelfde uur thuis te komen. Maar ze reageerde niet op mijn berichtjes. Ik had al een slecht voorgevoel en toen ik op weg naar huis ineens de brandweer en de politie rond een scooter zag staan, wist ik het zeker. Er was iets vreselijks gebeurd met Dorien. Achteraf besefte ik dat ik op het feestje ineens kotsmisselijk was geworden. Was dat omdat ik voelde dat er iets met haar was? Ik weet het niet. Ik weet alleen dat ik meteen wist dat zij het was. Pa kon ik niet bereiken, voor één keer had hij zijn gsm niet mee naar boven in zijn slaapkamer. Femke kon ik gelukkig wel bereiken, ze was binnen de 5 minuten bij me. De politie heeft ons met de combi thuis afgezet. We hebben het zelf tegen ma en pa kunnen vertellen, maar als er ’s morgens vroeg een combi voor je huis staat, dan weet je ook wel dat het niet goed is. Ik zal nooit vergeten hoe ik de dag na het ongeluk ineens mijn pa in de douche keihard hoorde huilen. Hij had de kraan expres harder gezet, maar dat hielp niet. Zijn gehuil kwam erbovenuit. Dat ging door merg en been.‘
We hebben haar mogen zien, de zaterdagmiddag in het ziekenhuis. Ze kwam net uit de sloot, ze hing nog vol vuil en bloed.
‘We hebben haar mogen zien, de zaterdagmiddag in het ziekenhuis. Ze kwam net uit de sloot, ze hing nog vol vuil en bloed. Een vreselijk zicht, en het is het beeld dat mij het meest is bijgebleven. Ik zie ons daar nog staan. Mijn vader en moeder samen, mijn zus Femke met haar vriend Mike, en ik. Alleen. Ik kan het hen niet kwalijk nemen, maar toen kwam het keihard binnen. Ik was vanaf nu alleen. Mama heeft lang de deur van Doriens kamer ’s ochtends opengezet en ’s avonds weer toegedaan. Een tijdlang heb ik zo kunnen geloven dat Dorien ‘gewoon naar haar werk was’. Maar je kan jezelf niet iets blijven wijsmaken. Het was hard na haar dood. Ik viel in een zwart gat en kon de confrontatie met die leegte niet aan. Ik ging dan maar met een vriendin hier in de buurt naar ons stamcafé, daar was ik tenminste niet alleen en kon ik over Dorien praten. Hele dagen zat ik daar soms, omdat ik dat gemis tenminste even van me af kon zetten. Zodra ik thuiskwam, kwam dat besef weer keihard terug: Dorien was weg en keerde nooit meer terug.’
Een andere Elke
‘De weken erna werd alles anders. Ma en pa waren erg veranderd. Heel ongerust. Overal waar ik naartoe ging, moest ik laten weten waar ik was en of ik goed was aangekomen. Ik vergat dat soms omdat ik dat niet gewoon was, en dan belden ze me op. We hadden erg veel ruzie. Ik kon het niet verwerken. Ik was zo kwaad en de enige op wie ik dat kon uitwerken, waren zij. Vooral op ons ma. Erg eigenlijk, ze hadden al zoveel verdriet, waren al één dochter kwijt en dan deed de ander zo bot tegen hen. Maar ik had zelf niet door dat ik zo boos was. Ik ben in die periode ook veel vriendinnen kwijtgeraakt. Ik kon om het minste exploderen en dat is met een aantal mensen misgelopen. Nu hebben we elkaar wel weer teruggevonden, maar het is toch niet meer hetzelfde als ervoor. Ik ben gewoon niet meer dezelfde Elke als voor de dood van Dorien. Die kwaadheid is nu wel weg, maar ik heb het nog lang niet verwerkt. Ik weet niet hoe. Ik ben wel een keer bij een psycholoog geweest, maar hoe die mens keek naar mij… Nee, dat was niks voor mij.’
Blauwe vlinder
‘Ma en pa gaan bijna elke dag langs bij Doriens graf. Ik niet. Voor mij is het niet Dorien die daar ligt, dat is gewoon een steen. Ik heb dat niet nodig om dicht bij haar te zijn: ik draag haar op andere manieren elke dag bij me, ze is altijd rond me. Ik heb een blauwe vlinder op mijn pols laten tatoeëren, met Doriens naam, geboortedatum en sterfdatum erbij. Ik heb dat vrij impulsief gedaan in de eerste maanden na het ongeluk. Pas op, ik zou vandaag hetzelfde doen, maar misschien zonder die data. Ik werk als verzorgster in een rusthuis en mensen zien die tattoo vaak, waardoor ik er telkens weer vragen over krijg. Ik kan daar de ene dag al beter tegen dan de andere. Ik draag ook altijd een hangertje in de vorm van een blauwe vlinder rond mijn nek met enkele haren erin van Dorien. Zo heb ik ze toch nog altijd een beetje dicht bij mij. Er is nog een ander bedeltje, de helft van een hartje waar ‘Twins’ op staat. Dat heb ik van haar cadeau gekregen. Zij is begraven met haar helft, ik droeg mijn helft ook altijd, maar ik ben die bijna een keer kwijt geweest. Bij het idee alleen al stond mijn hart even stil. Sindsdien draag ik het in mijn portefeuille bij me. Ik wil dat dat veilig blijft. Ik heb een boek met foto’s van haar en daar blader ik ook vaak door. Ik droom ook veel over haar, en dat lijkt altijd levensecht. Ik heb ook momenten dat ik in mijn auto zit en denk: Als ik nu in mijn achteruitkijkspiegel kijk, dan gaat ze daar zitten.’
Dorien keek niet vooruit en leefde van dag tot dag. Ze vlinderde als het ware door het leven.
‘Als ik een vlinder zie, dan denk ik spontaan aan Dorien. Ons ma en onze pa hebben haar ooit zo genoemd. Dorien leefde echt van dag tot dag, ze vlinderde door het leven. En raar maar waar: als we speciale dingen doen, is er vaak een vlinder bij. Dan vliegt die binnen in haar kamer of rond ons in de tuin. Dorien keek niet vooruit en leefde van dag tot dag. Als ze 50 euro had, was die er ’s avonds door, terwijl ik probeer om daar een week mee toe te komen. Ze testte altijd uit hoe ver ze kon gaan, thuis en op school bijvoorbeeld. Naast haar was ik meer het verlegen meisje. Zij was van niets bang.’
Onaangeroerde kamer
‘Het ongeval is gebeurd op 700 meter van ons huis. Iedere keer als ik naar mijn werk rij, passeer ik langs het kruispunt. Langs de kruisjes. Dat was moeilijk, maar ik heb er nooit een omweg voor gemaakt. Ik vind het lastiger om de weg te rijden die zij laatst gereden heeft met haar brommer, net voor het ongeval. Als ik van een vriendin naar mijn huis rij, moet ik diezelfde route doen. Als ik alleen ben, rij ik vaak om. Een deel van mij is bang dat me hetzelfde zal overkomen. Ik wil ook geen flashbacks naar die dag. Ik vermijd die weg dus liever.’
Niemand mag in haar bed slapen. Ook haar schoenen en kleren hebben we nog allemaal. We doen ze niet weg.
‘De kamer van Dorien is sinds het ongeval onaangeroerd. Vlak voor ze uitging, heeft ze nog andere kleren aangetrokken. De kleren die ze toen uitdeed, liggen er nog altijd. Op haar bed liggen de lakens waar ze het laatst in heeft geslapen. Niemand mag in haar bed slapen. Ook haar schoenen en kleren hebben we nog allemaal. We doen ze niet weg. Soms ga ik er nog wel eens binnen. Dan kijk ik naar de foto’s aan de muren, of ik neem iets mee van haar. Er staan nu wel een babybedje en het aquarium van mijn vader, maar ik moet eerlijk zeggen dat ik het met dat bedje al moeilijk had. Dat is Doriens kamer, en dat moet zo blijven. Maar ik weet ook wel dat de tijd niet stil kan blijven staan en dat de kamer ooit een andere bestemming moet krijgen. Maar vandaag is nog niemand in de familie daar klaar voor.’
Eigenlijk wil ik het liefst alleen thuis zitten, maar dan ben je toch blij als je vrienden ineens voor de deur staan.
‘Bij mijn verjaardag in oktober heb ik elke keer een dubbel gevoel. Ik wil blij zijn voor mezelf want ik ben weer een jaar ouder, maar ik ben ook verdrietig, want zij is er niet meer. Het is de enige keer dat ik wel naar het kerkhof ga, om bloemetjes te brengen naar Dorien. Daarna is het altijd wat zoeken. Eigenlijk wil ik het liefst alleen thuis zitten, maar dan ben je toch blij als je vrienden ineens voor de deur staan. In het begin waren er mensen die me geen gelukkige verjaardag wensten, omdat ze vreesden dat het me zou kwetsen. Ik heb hen wel duidelijk gemaakt dat die dag ook een beetje van mij moet blijven. Maar het blijft een moeilijke dag.’
Geen enkele straf zwaar genoeg
‘Het proces tegen haar doodrijder, Bas heet hij, was slopend voor ons allemaal. Vijf jaar heeft het geduurd, en telkens gingen wij daar met een hele groep naartoe: familie, vrienden… Iedereen ging mee. Hij was telkens alleen. En toch waren we iedere keer ongerust. Zou hij er wel zijn? Wat zou hij nu weer zeggen? Hij heeft elk mogelijk verhaal opgehangen. Dat hij gestopt is, terug is gelopen maar niks heeft gezien. Dat hij dacht dat hij een hert had aangereden. Dat hij wel twee meisjes op een brommer had gezien, maar dat ze waren weggerend, en ga zo maar door. Het enige wat hij nooit heeft toegegeven, is dat hij wist dat hij twee meisjes had aangereden. Hij heeft zelfs ooit beweerd dat Dorien had geprobeerd om zelfmoord te plegen. Eigenlijk blijven we dus nog achter met veel vragen, maar het feit blijft dat hij te snel reed, want dat staat wel vast. Als hij maar 70 had gereden, had het ongeluk vermeden kunnen worden. Wellicht had hij ook veel te veel gedronken, maar omdat hij is doorgereden, heeft de politie hem pas de volgende middag kunnen aanhouden en was het te laat voor een alcoholtest. Hij is zijn rijbewijs even kwijt geweest, heeft een boete moeten betalen en enkele uren taakstraf gehad. Maar hij is niet eens de cel in gemoeten. Voor het doodrijden van twee meisjes.’
Welke straf Doriens doodrijder ook had gekregen, voor mij, voor ons, zou het altijd te weinig geweest zijn.
‘Uit het verslag van de dokter blijkt wel dat het niet had uitgemaakt als er meteen hulp was gekomen, want Joyce en Dorien hadden niet gered kunnen worden. Dat is een kleine troost. Maar goed, welke straf hij ook had gekregen, voor mij, voor ons, zou het altijd te weinig geweest zijn. Toen zijn straf werd uitgesproken, hebben we niet gewacht tot het einde. We zijn gewoon allemaal opgestaan en naar beneden gegaan. Zo gedegouteerd waren we dat hij maar zo weinig gestraft werd.’
‘Ik heb haar in de steek gelaten’
‘Je komt samen in de wereld, als tweeling. Je staat daar eigenlijk niet bij stil, omdat je niets anders kent. Pas toen Dorien stierf, voelde ik dat heel hard. We deelden hetzelfde DNA. Zij was letterlijk de helft van mij. En nu was ik dat deel voor altijd kwijt. Het gemis is zo groot, alsof ik nooit meer compleet kan zijn. Ook zonder woorden wist zij wat ik dacht of voelde. We waren ooit op vakantie in Zwitserland en hadden dan toch eens gekozen voor aparte groepen. Maar elk moment van de dag liepen we elkaar te zoeken. Ik heb er nooit echt bij stilgestaan dat ik zonder haar zou verder moeten. We hadden ons leven ook al helemaal uitgestippeld. We zouden in huizen naast elkaar wonen, met onze gezinnetjes. Ik heb altijd gezegd tegen haar dat als zij stierf, ik haar zou volgen. Wij konden gewoon niet zonder elkaar. Maar ja, dan sterft ze en zie je je familie zo afzien… Dat kon ik hen niet aandoen. Maar toch heeft een deel van mij het gevoel dat ik mijn belofte aan haar verbroken heb. Ik had haar beloofd haar nooit in de steek te laten en nu is ze toch alleen.’
In de familie missen we haar het vaakst op de kleine momenten. De verjaardag van ma of pa, als er iets leuks gebeurt met een van de kleinkindjes.
‘Ze is weg, maar ook niet helemaal. Ik weet dat ze hier niet meer is, maar ik heb nog niet door dat ik haar nooit meer ga zien. Misschien is dat ook wel om mezelf te beschermen tegen het verdriet. Haar aanwezigheid mis ik het meest. Ik had altijd iemand om iets mee te gaan doen. Nu niet meer. Nu zit ik altijd alleen. Ook haar lach mis ik. Hoe stom ze kon doen. Hoe letterlijk ze alles nam. In de familie missen we haar het vaakst op de kleine momenten. De verjaardag van ma of pa, als er iets leuks gebeurt met een van de kleinkindjes. Ooit zei iemand tegen mama: “Dat is toch makkelijk. Je kan kijken naar Elke en Elke zien, maar de andere dag kan je kijken naar haar en Dorien zien.” Alsof dat het beter maakte? Ik vond dat heel lomp.’
Sterkere band met Femke
‘Femke was onze grote zus, vijf jaar ouder. We hadden minder contact, gingen niet uit samen, zij woonde al snel alleen. Ik zag haar natuurlijk graag, maar mijn band met haar was anders dan die met Dorien. Na de dood van Dorien zijn Femke en ik veel meer naar elkaar toe gegroeid. Zij heeft zeker een deel van Dorien in mijn leven overgenomen. Ze beschermt me, ik vraag bij haar om raad als ik niet weet wat ik moet doen, net zoals ik vroeger bij Dorien deed.’
Wat nu? Gaat er nu nooit meer iets gebeuren voor Dorien? Daar ga ik het moeilijk mee hebben.
‘Ik ben de laatste vijf jaar continu bezig geweest met Dorien. Er was het proces, de verschillende herdenkingen. Dat was altijd hartverwarmend om te zien, hoeveel mensen er nog aan haar denken. Maar nu stopt dat. Het proces is gedaan, het ‘SAVE’-bordje (bord dat de Ouders van Verongelukte Kinderen plaatsen op de plek waar een kind is gestorven, red.) is geplaatst op het kruispunt, de laatste herdenking is voorbij. Wat nu? Gaat er nu nooit meer iets gebeuren voor Dorien? Daar ga ik het moeilijk mee hebben. Net zoals ik bang ben om in een zwart gat te vallen. Het gemis van Dorien zal altijd bij mij blijven: ik moet zelfs nog beginnen om dit te verwerken…’
Als ze me nu kon zien, hoop ik dat ze trots zou zijn. Ik heb een goeie job, een eigen huisje. Ik heb iets van mezelf gemaakt.
‘Ik probeer sinds haar dood wel meer te leven zoals zij, van dag tot dag. Te genieten. Soms lukt dat, soms wil ik de hele dag geen mens zien. Ik zoek mijn plaats nog. Het enige wat ik vroeger moest kiezen, was wat ik deed op school, de rest beslisten Dorien en ik samen. Nu staat de wereld voor me open. Kies maar. Doe maar. En dat verlamt me soms. Wie ben ik alleen? Het was altijd zo vanzelfsprekend dat we met twee waren. Nu sta ik er alleen voor, en ik moet mezelf nog vinden zonder haar. Als ze me nu kon zien, hoop ik dat ze trots zou zijn. Ik heb een goeie job, een eigen huisje. Ik heb iets van mezelf gemaakt. Maar ze zou ongetwijfeld ook iets anders zeggen. Dat ik moet stoppen met in het verleden leven en eropuit moet trekken. Geniet eens wat meer, Elke, voor je het weet kan het gedaan zijn. Ga wat meer doen. Je hebt mij daar niet voor nodig. Ik hoor het haar zo zeggen. En ze zou nog gelijk hebben ook. Maar het is niet omdat ik dat besef, dat ik dat ook zomaar kan. Het is gewoon niet zo makkelijk.’
Tekst: Kaatje De Coninck
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier