Arkasha woont in Antwerpen. Over alles wat goed gaat in haar leven, en zeker over alles wat misloopt, schrijft ze Arkasha naar Anaïs, die in New York woont.
Hey Anaïs,
Je kent mij. Doorgaans ben ik tolerant en inschikkelijk, maar vandaag heb ik de gendarme in mezelf nog eens bovengehaald. In de afgelopen dagen kwamen er tal van mensen langs in het appartement van mijn lief, dat hij te koop heeft gezet. ‘Nee, niet die schoenen, doe maar die deftige’, zeg ik wanneer hij zich aan het begin van de kijkdag aankleedt. ‘En een ander T-shirt onder dat hemd, dat met die streepjes past niet.’ ‘Zo goed?’ vraagt hij na het nakomen van mijn bevelen. ‘Nee, steek het in je broek’, zeg ik er nog bij. Anaïs, dit blijft tussen ons: als ik gestrest ben, word ik een heel klein beetje bazig.
Binnen twee uur komt de eerste bezoeker, maar het huis ligt overhoop, de poetshulp heeft al twee weken corona en mijn lief is nog buitenshuis aan het werk. Ik wil mezelf niet op de borst kloppen, maar de verantwoordelijkheid voor het fatsoenlijk presenteren van dit appartement rust volledig op mijn heroïsche schouders. Rondslingerende kleren duw ik als een dikke prop diep in de kleerkast. Alles wat op de rand van de lavabo staat, komt met één armbeweging in de schuif terecht. Tampons, condooms en de Satisfyer Pro 2 verstop ik wel nog even in een toilettasje. Zijn neusspray en beugel tegen het knarsetanden gaan van ‘op de kast’ naar ‘in de kast’.
Alle ongeopende facturen verhuis ik naar het brievenbakje in de berging. Daar sorteer ik twaalf paar schoenen, waarvan de helft eigenlijk zou moeten worden weggegooid. Vijf rondslingerende totebags stop ik in één rondslingerende totebag en ik trek nog gauw een gordijn voor de naaidoos, de werkkoffer, het grote Duvelglas waarin mijn lief – onbegrijpelijk – al z’n kleingeld verzamelt, de flessen wasmiddel en de flessen sterkedrank die daar kriskras tussen staan. Ja, het is een breed gordijn. Gedroogde kleren vis ik van het wasrek (prop nummer twee), ik veeg tandpastaspetters van de spiegel, dek het bed op en leg er kleurrijke kussens bovenop – lekker gesellug! De druppels in de douche verdwijnen onder mijn aftrekker en ik zet een doos rommel klaar die mijn vriend zo meteen nog naar de kelder mag dragen. Note to self: ga die doos terughalen, er zit een plantje in.
Zesentwintig minuten voor de eerste bezoekers zullen arriveren, komt mijn vriend thuis. Hij trekt z’n kleren uit en gaat in boxershort met vod en aftrekker uit het raam aan de straatkant hangen (dat nog nooit is gepoetst). We duwen nog een broodje langs ons gehemelte, tandenpoetsen, mascara, leuk truitje aan. Triiing, doet de parlofoon. ‘Op het tweede verdiep’, roept mijn vriend. Samen gaan we in de deuropening staan. ‘Welkom!’ zeg ik met een grote, fris gepoetste glimlach. Ik hoop dat ze ’t zien. Hier wonen deftige mensen, met deftige schoenen aan.
Arkasha
Lees de vorige brieven van Arkasha & Anaïs:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier