Arkasha woont in Antwerpen. Over alles wat goed gaat in haar leven, en zeker over alles wat misloopt, schrijft ze naar Anaïs, die in New York woont. Deze week: seksueel geweld.
Hey Anaïs,
In Gent werden in de afgelopen weken minstens drie jonge vrouwen aangerand of verkracht. De afgelopen dagen verschenen er daarom tal van artikels over seksueel geweld en hoe je dat kan voorkomen. Ik lees ze telkens met minutieuze aandacht en rode wangen van de spanning, want ze doen me denken aan mezelf. In dat soort verhalen heb ik jammer genoeg al verschillende posities bekleed.
Ik moet zo’n achttien geweest zijn toen ik zag dat een meisje van dezelfde leeftijd werd lastiggevallen op de bus. Ze zat op die ene hoge bank vlak bij de chauffeur, die in omgekeerde richting staat, vol in het zicht. Het meisje had zich zo klein mogelijk gemaakt en zich tegen het raam gedrukt. De man naast haar zat over haar heen gebogen en fluisterde dingen in haar oor waar zij duidelijk niet mee gediend was. Langzaam maar zeker begon ik te koken, want door dat f*cking bystander effect deed niemand iets.
Ik verzamelde mijn moed en stapte erop af. ‘Hé, ça va? Lang geleden! Kom je niet bij mij zitten?’ zei ik tegen haar. Ze was even in de war, maar ging daarna dankbaar in op mijn verzoek. Ze kwam naast me zitten, bekwam van het voorval en stapte twee haltes voor de mijne af. De man bleef gelukkig op zijn plaats zitten.
Twee jaar geleden was ik op vakantie in Brazilië en zag ik op restaurant een groepje jonge Engelsmannen met een meisje in hun midden dat er niet Engels uitzag. De jongens waren aangeschoten, het meisje lag quasi verdoofd tegen een van hen aan. Het zag er louche uit. Waarom was ze de enige vrouw bij dat groepje mannen? Waarom was zij opvallend meer dronken dan de rest? Als die mannen met haar bevriend waren, waarom brachten ze haar dan niet naar huis? Ze hadden toch niks in haar drinken gedaan, zeker?
Toen het meisje en de jongen tegen wie ze aan lag vertrokken en de rest bleef zitten, was ik semigerustgesteld. Ach, ze zijn vast een koppel, dacht ik. Hij zal haar wel naar huis brengen. Maar na vijf minuten stond de hele groep op en maakte aanstalten om te vertrekken. De bediening van de zaak hield hen tegen, want ze hadden al besteld en nog niet betaald. Mijn alarmbellen gingen weer af. Het zal toch niet…? Ze zullen toch niet…?
Terwijl de groep in discussie was met de eigenaars van het restaurant, ging ik op straat kijken of het meisje nog in de buurt was. Dat was ze niet. De vriendinnen met wie ik aan tafel zat, zeiden dat ik me iets in het hoofd haalde. Dat kan best. Maar dat ik het meisje ondanks mijn intuïtie niet ben gaan vragen of ze oké was en de situatie zo van naderbij beter kon inschatten, heb ik mezelf nog steeds niet vergeven. Ik wou dat ik op dat moment onbevreesder had gehandeld, zoals toen ik achttien was.
Arkasha
Lees de vorige brieven van Arkasha & Anaïs:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier