Catherine klaagt deze week de tirannie van de sample size aan.
COLUMN: ‘Zolang we maar één maatje op de catwalk tonen, kán er in de modewereld geen gelijkheid zijn’
Catherine houdt van haar lief, hotelbedden en ketchup. Tot de dag dat zelfspot een olympische discipline wordt, deelt ze in deze column elke week haar avonturen.
De tirannie van de sample size
Als moderedactrice is het mijn taak om de nieuwste termen en trends uit te leggen aan de lezer. Athleisure. Biz-leisure. Normcore. Dadcore. Ga zo maar door-core. Eén vakterm die ik echter onmogelijk aan een leek krijg uitgelegd, is ‘plussize’.
Toegegeven: het idee is ook absurd. Op de ‘curve’-afdeling van modellenbureaus vind je meisjes met een 38-40 terwijl de gemiddelde vrouw in onze contreien maat 42 heeft. De gemiddelde reactie daarop is er een van ongeloof en woede. Toen ik vorig jaar Nederlands model Melissa Koole interviewde en het stuk op de website van Flair verscheen, las ik enkele boze Facebookreacties. ‘Noemen jullie haar al plussize?!’ klonk het, alsof wij het begrip hadden uitgevonden.
Twee bedenkingen: 1. Plussize is geen scheldwoord. Het is simpelweg jargon dat verwijst naar modellen met een grotere dan de standaardmaat 2. Die standaardmaat is doorgaans een 36. Alles daarboven is dus per definitie ‘plus’.
Nu komen we bij de kern van het probleem: de sample size. Ontwerper Tom Ford legt het principe even haarfijn voor je uit: ‘Er is een praktische reden waarom de meeste modellen dezelfde maat hebben, en dat is de sample-collectie. Je maakt een sample-collectie op basis van een gestandardiseerde selectie modellenmaten… Ik kan acht uur voor de show, wanneer ik de fitting doe en beslis om een bepaald meisje te casten, geen custom outfit op maat voor haar maken.’ Allemaal goed en wel, Tom, maar maak je je er nu niet een béétje te gemakkelijk vanaf? Designers die vier collecties per jaar uit hun hoed kunnen toveren moeten toch vast wel in staat zijn om wat meer stof voor hun catwalkcreaties te voorzien!
Designers die vier collecties per jaar maken, kunnen toch wat meer stof voor hun catwalkcreaties voorzien?
Jill Kortleve denkt er net zo over. Het Limburgse topmodel liep al voor Alexander McQueen en Chanel, rijfde campagnes van Fenty Beauty en L’Oréal binnen en sierde de cover van de Nederlandse én Franse Vogue. Je kan haar met moeite volslank noemen, maar met een heupomtrek van 105,5 cm valt ze volgens de rigide moderegels toch in de categorie ‘curvy’. Ooit werd er tijdens een shoot zelfs een Dior-jurk opengeknipt voor haar.
Een hele eer, al kan je dat ook anders bekijken. Waarom zijn modehuizen met een miljoenenomzet te krenterig om samples in verschillende afmetingen te produceren?! Wie de Netflixserie ‘Next in Fashion’ gezien heeft, wéét dat een begenadigd designer in minder dan 24 uur een volwaardig silhouet kan uittekenen, creëren en doorpassen op elk lichaam.
Toch lijkt er nog steeds geen ontsnappen aan de tirannie van de standaardmaat. Zelfs plussizemerken werken met hun eigen sample size – vaak een 44 – waardoor modellen met andere proporties soms lingerie met padding moeten dragen om de kleding op te vullen: een genre opgevulde sumopakken die borsten, billen en heupen voluptueuzer doen lijken. ‘Te dik voor straight size, te dun voor plussize’ luidt de onverbiddelijke feedback die de dromen en ambities van veel meisjes crusht. Eerst moeten ze afvallen, dan weer bijkomen of andersom. Het is nooit goed genoeg.
Vraag maar aan Romy (deze week in Flair) die ooit te horen kreeg dat ze té plussize was om plussize te zijn. Mijn conclusie? Plussize is passé. Maar om deze ridicule term af te schaffen, moet eerst het kwalijke systeem erachter verdwijnen. Zolang we maar één maatje op de catwalk tonen, kán er in de modewereld geen gelijkheid zijn.
Meer columns van Catherine:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier