Over alles wat er in haar leven in Antwerpen gebeurt, schrijft Arkasha eerlijke brieven naar Anaïs, die in New York woont.
In de afgelopen jaren heb ik je al meermaals een brief geschreven vanop een idyllische plek. En jij mij. Wat niet wil zeggen dat je je ook zo voelt hé. Ik weet nog goed hoe je, voor coronamaatregelen gevlucht naar Mexico, op een prachtig strand met een rosé in de hand heimwee had naar België. Bij mij is het gevoel ook een beetje dubbel vandaag. Ik ben met mijn schoonfamilie aan het zeilen op de Oosterschelde. Ik zit met de iPad op schoot in de zon te schrijven en voel me gezegend met zo’n mooie omgeving en zo’n tof, hecht gezin om me heen. Maar het is ook confronterend, omdat ik zelf niet uit zo’n warm nest kom.
Samen de tafel dekken, de zeilen hijsen, afwassen, de touwen vieren en lachen met elkaars horoscoop… zo had het dus ook kunnen zijn, denk ik weleens. ‘Van mensen die uit gelukkige gezinnen komen, gaat altijd een zekere naïviteit uit’, zei een vriendin ooit. ‘Alsof het leven hen niks kan maken. En vaak is dat nog een selffulfilling prophecy ook.’ Misschien moet ik dan toch maar eens met confirmaties voor de spiegel beginnen… want ik ben het waard.
Er is hier veel om naar te kijken op de Oosterschelde. Naast zeehonden en bruinvissen vind je hier ook heel wat uit de kluiten gewassen Hollanders. ‘s Ochtends nemen ze met hun grote voeten en bolle buiken veel plaats in in de sanitaire blok. Ik wurm me erlangs, mijn toiletzak voor de borst om maar geen lichaamscontact te maken. ‘s Nachts bulderlachen ze op het dek naast ons. Als een echte Vlaming lig ik in mijn kajuit te zuchten over het lawaai, zonder er naar te handelen. Mijn lief is moediger en gaat protesteren op het dek, maar vergeet daarbij zijn knarsbeugel uit de doen. Kunnen shullie ashjeblieft wat shtiller shijn?, komt eruit. Maar goed, missie geslaagd, want ik heb nu eenmaal graag het laatste woord, of toch volgens mijn moeder, en daarvoor was deze column ideaal.
Ik heb je graag geschreven over hoe ik dates lik op stuk gaf wanneer ze me als hun psycholoog beschouwden, me bodyshameden of wanneer de buren coronafeestjes gaven en ik naar de politie belde omdat ik niet kon slapen (ik merk een patroon). Elk nadeel had z’n voordeel, want ik kon er altijd nog over schrijven. Dat er tijdens een fietsdate een vogel recht tussen mijn wenkbrauwen kakte en het de volle vijf minuten duurde om de giga drets eraf te vegen, heb ik je toen niet geschreven. Je kan je inbeelden dat dat niks is geworden, maar we zijn wel vrienden – en dat is eigenlijk nog mooier.
Anaïs, ik kijk uit naar volgende week en jouw laatste brief, waarin ik ein-de-lijk de naam van je dochter te weten kom. Ik wens je de wind in de zeilen en je eigen warme nest, met pistolets op zondag, of het Amerikaanse equivalent daarvan. Loopt het ergens mis, dan ben ik er voor je. In goede en kwade dagen. Altijd.
Lees ook:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier