'Wat een snelle tussenstop in de sportwinkel moest worden, werd uiteindelijk een halve daguitstap.'
‘””Oei, schoenmaat 43,5? Dan hebben we een probleem””, zei de verkoper heel serieus’
Jolien staat in de startblokken om haar grote droom waar te maken: deelnemen aan een halve marathon. Met de volle goesting, ‘Don’t Stop Believin” in haar oren en een tikkeltje cynisme loopt ze richting de 21 kilometer.
Na meer dan vier jaar wordt het tijd om mij een paar nieuwe loopschoenen aan te schaffen. Telkens weer een flinke investering, maar dat is niet de reden waarom ik mijzelf met tegenzin naar de sportwinkel sleur. Wel omdat ik het niet zo fijn vind om in een fysieke winkel schoenen te kopen. Want naast dat ongecontroleerd blozen heb ik een nog véél groter complex: mijn grote voeten. Die schommelen tussen maat 43 en 44. 43 als ik ze in een damesschoen knel, of beter: pers omdat ik ook weleens iets anders wil aandoen dan een paar All Stars onder een kleedje. 44 als ik zonder symptomen van necrose in mijn schoenen wil zitten en 43,5 als iemand me vraagt welke maat ik heb – ik vind dat halfje net iets minder extreem klinken. En oh ja: eigenlijk 44,5 in wandelschoenen (lees: hoe dik zijn wandelsokken?!), maar dat negeren we even, oké?
Wanneer de vriendelijke verkoper aan me vraagt welke schoenmaat ik in mijn huidige loopschoenen heb, antwoord ik dan ook met een zenuwachtig lachje: 43,5. Goed wetende dat het eigenlijk maat 44 is. ‘Oei, dan hebben we een probleem’, zegt hij serieus. De meeste loopschoenen voor vrouwen gaan namelijk maar tot maat 43. Mannenloopschoenen zijn volgens hem doorgaans berekend op een lichaam dat 30 kilogram meer weegt. En aangezien ik wel wat kilometertjes moet lopen, kies ik maar beter voor een schoen die wel bij mijn lichaamsbouw past. Daarom raadt hij mij aan toch eens een 43 te passen. ‘Je weet maar nooit’, lacht hij lief. Ha ha ha. Ik ga mezelf hier zó hard voor paal zetten, denk ik bij mijzelf. En effectief: ik wring me, intussen weer met een hoofd zo rood als een tomaat, in de veel te kleine schoen. ‘Hm, nét iets te nipt’, zeg ik zachtjes, waarna ik mijn voet uit de pijnlijk foetushouding verlos.
‘Damn giiiirl, proud of you’, denk ik bij mijzelf wanneer ik in een schoenmaat 44 over de denkbeeldige looppiste in de winkel loop.
Wat volgt is een marathon aan schoenen passen, de ene al iets groter, kleiner of net breder dan de andere. Wat een snelle tussenstop in de sportwinkel moest worden, wordt uiteindelijk een halve daguitstap. En maar beter zo: want ik vind uiteindelijk wel de perfecte loopschoenen. Ze zitten lekker licht, dienen vooral voor lange afstanden én hebben een toffe kleur. Het is vooral dat laatste wat me over de streep trekt en waardoor ik aan de verkoper subtiel durf vragen of hij ze toevallig ook nog in een half maatje groter heeft. ‘Damn giiiirl, proud of you‘, denk ik bij mijzelf wanneer ik in een schoenmaat 44 voor de allerlaatste keer over de denkbeeldige looppiste in de winkel loop.
Trots ga ik met mijn loopschoenen aan de kassa staan en zie ik hoe de kassierster de maat van de schoenen nog eens controleert. Zonder verpinken (hallelujah, eindelijk eens iemand die niet raar opkijkt!) tikt ze het bedrag in: € 103. Dat is € 40 minder dan op de doos staat (lees: het is blijkbaar een soldenpaartje) en zo’n € 80 goedkoper dan het allereerste paar vrouwenschoenen dat ik paste. Zo zie je maar: elk nadeel heeft zijn voordeel.
Meer columns van Jolien:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier