Anaïs verhuisde voor de liefde naar New York. Terwijl ze daar haar leven opbouwt, de stad ontdekt en nieuwe vrienden maakt, mist ze soms de oude, zoals Arkasha.
Hoi Arkasha,
Toto, we‘re not in Kansas anymore. En ook niet in New York, trouwens. Het huis naast het onze heeft in de voortuin vijf plakkaten met waarschuwingen neergeplant. Ik durf niet dichterbij te komen, want op het merendeel lees ik letterlijk iets over ‘shooten’ met ‘guns’ op ‘iedereen die te dichtbij komt’. En mocht dat niet voldoende zijn, kunnen ze mij vast vlotjes overhoop rijden met hun rood-wit beschilderde truck, waarop in niet mis te verstane letters ‘MAGA’ staat geschreven. De boodschap is aangekomen, maar ik vraag me af voor wie die bedoeld is.
Ik kijk links en rechts, maar in de verste verte is er geen ziel te bespeuren. ‘Zie, bewijs dat de bordjes werken’, lacht mijn vriendin. Samen met een ander koppel zijn mijn lief en ik enkele dagen in Tuxedo Park. We zijn op amper anderhalf uur treinen van New York, maar op alle vlakken is het een wereld van verschil. De vuile, drukke straten van de stad zijn hier leeg, stil en proper. De kille metalen skyscrapers hebben gezonde, frisgroene bladeren, en als we willen, kunnen we hier zomaar zwemmen in een meer of zeven.
Het voelt idyllisch om buiten de stad te wonen, maar de tijd waarin meneer de facteur binnenkwam voor een kopje koffie, kennen wij, millennials, enkel uit vervlogen mythes en sages. Ik lees in de krant dat mensen in dorpen asocialer zijn geworden: ‘We lenen geen heggenschaar meer van onze buren, maar kopen er eentje online, die de volgende dag geleverd wordt door een onderbetaalde pakjesbezorger die de doos ook in dorpen gewoon op de oprit neerlegt.’ En binnenkort wordt die pakjesbezorger vast nog vervangen door een hologram van Taylor Swift. Terwijl tal van onderzoeken aantonen dat mensen zich eenzaam voelen en bang zijn voor ‘de ander’, verdwijnen we steeds meer in onze schermen.
Het is niet zo dat ik dit stukje schrijf door m’n veer in een potje inkt te doppen. Ik verwelkom de technologische vooruitgang, maar het is duidelijk dat we nood hebben aan connectie. Begrijp me niet verkeerd, ook in de stad verschijt ik uren op m’n gsm, maar op z’n minst zitten we daar met z’n allen in hetzelfde zinkende schuitje: opeengestapeld in appartementen waar je tegen wil en dank je privéleven deelt. Vanuit mijn badkamer hoor ik m’n buurman en aspirant-Broadwayacteur luid z’n nummers inoefenen, en vraag me niet hoe ik de naam van het nieuwe lief van m’n onderbuurvrouw weet – ook dat was luid -, maar je déélt het tenminste. Ik hoor tegenwoordig sirenes wanneer er geen zijn en ik spotte er nog nooit een vlinder in het wild, maar mijn liefde voor de betonnen jungle is sterker dan ooit. Geef me een New Yorkse rat, en ik zal ze likken om het te bewijzen.
Anaïs
Lees ook:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier