Arkasha reisde tien weken door Centraal-Amerika en is net weer geland in Antwerpen. Over alles wat ze meemaakt, schrijft ze naar Anaïs, die in New York woont.
Hey Anaïs,
‘Hoe is ‘t geweest?’ vragen mensen nu ik terug ben. ‘Goed, heel goed’ is mijn onbevredigende antwoord. Want hoe leg je in een paar zinnen uit dat je in tien weken tijd hebt leren surfen en duiken, prachtige vulkanen hebt beklommen, elke dag vers mango- en passievruchtensap hebt gedronken, dat je toekans, babyschildpadjes en dolfijnen hebt bewonderd en bent gaan lopen voor slangen en krokodillen? Enfin, in een brief naar jou, zo blijkt. Uiteráárd had ik nog veel langer kunnen blijven, maar er is één ding waar ik niet aan kon wennen: de plaatselijke zero fucks given-mentaliteit.
Ik benijd oprecht mensen die niet krankjorum worden als hun koffie al vijf minuten koud staat te worden op de toog, terwijl er drie obers naast staan te kletsen. Of passagiers die het helemaal prima vinden dat de taxichauffeur in het midden van de rit stopt om een praatje te slaan met een vriend, waardoor je maar ei zo na de bus haalt. Ik persoonlijk begin dan als een echte Flamand ‘maar enfin, dat is toch niet normaal’ te fluisteren tegen mijn lief, mijn kas opvretend, maar te bang om er effectief iets van te zeggen en te worden ontmaskerd als de ongeduldige, chagrijnige Europeaan die ik ben.
Eén keer porde ik mijn lief aan om zijn mond open te doen over een dure, maar povere portie tortillachips. De serveerster zei ongeïnteresseerd dat dat gewoon de portie was die je kreeg, waarna wij als volleerde Karens de manager wilden spreken, die nog eerst even een babbeltje ging slaan met een andere klant, vooraleer hij in een slakkengang naar ons tafeltje slofte.
Het meest kenmerkende gebeurde toen we in een station gingen informeren over de bus die we de volgende dag moesten nemen. Achter het loketje zaten twee bedienden toepasselijk mens-erger-je-niet te spelen op de telefoon van een van hen. Terwijl wij ‘Á que hora llega el bus mañana?’ en ‘Podemos comprar el billete hoy?’ door het roostertje in het raam riepen, antwoordden zij zonder op te kijken ‘no, mañana’. De volgende dag wij dus terug. ‘Zouden ze al klaar zijn met hun spelletje?’ zegt mijn lief al lachend, op weg naar het loket. Maar nee, kennelijk niet.
Door het raampje zien we opnieuw dat kenmerkende kleurrijke kruis op hun scherm. Ons ticket wordt met veel tegenzin geprint en snel snel onder het rooster geschoven. ‘Waar stopt de bus precies?’ vragen we nog, hen duidelijk storend. Zonder me een blik te gunnen heft een van beiden haar hand op en gebaart halfslachtig in de richting van de halte. ‘Nog veel succes met jullie spelletje, hè’, zeg ik sarcastisch. ‘Gracias’, zegt ze zonder opkijken terug. Half verbouwereerd, half lachend over dit tafereel trekken we naar de halte. ‘’t Zal deugd doen om weer over de NMBS te kunnen klagen’, zegt mijn lief.
Arkasha
Lees ook:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier