'Ik schrijf over wat er op m’n lever ligt en in m’n hart zit. Maar iets wat ik amper over mijn lippen krijg, kost moeite om op papier te zetten.'
Anaïs: ‘Je krijgt slapeloze nachten, waardoor je soms twijfelt of je het hele ““New Yorkavontuur”” niet beter overboord gooit’
Anaïs verhuisde voor de liefde naar New York. Terwijl ze daar haar leven opbouwt, de stad ontdekt en nieuwe vrienden maakt, mist ze soms de oude, zoals Arkasha.
Liefste Arkasha,
Het grootste nadeel van in het buitenland wonen is dat familie en vrienden heel ver weg zijn. Zo kreeg ik onderweg naar de vlieghaven het heuglijke nieuws dat mijn neefje net geboren was, maar ontmoette ik hem pas toen hij al kon kruipen. Twee jaar later voelt de liefde in onze latrelatie eerder lauw en ik weet niet zeker of hij me eigenlijk wel herkent. Op FaceTime noemt hij me dan ook meestal gewoon ‘pipi’.
Los van het missen van geboortes, kerstfeesten en verjaardagen is er de constante vrees dat er iets zou mislopen. Dat mijn (plus)ouders ernstig ziek worden of dat iemand anders van wie ik hou een vreselijk ongeluk krijgt. Het grootste nadeel van specifiek in Amerika wonen is de administratieve rompslomp van verblijfsvergunningen. Mijn man en ik zitten midden in een overgangsfase.
We mogen de VS al een hele tijd niet uit en moeten wachten op zijn greencard. Combineer bovenstaande situaties met slecht nieuws over de gezondheid van een dierbare vriendin en je krijgt slapeloze nachten, waardoor je soms twijfelt of je het hele ‘New Yorkavontuur’ niet beter overboord gooit. Het grootste nadeel van columniste zijn is dat ik alleen maar kan schrijven over wat er op m’n lever ligt en in m’n hart zit. Maar iets wat ik amper over mijn lippen krijg, kost moeite om op papier te zetten. Veel te confronterend, zwart op wit.
Ook lange autoritten kregen geregeld extra betekenis: als het licht binnen drie tellen op groen sprong, zou de jongen in mijn klas verliefd op me worden.
Ik heb weinig met religie of bijgeloof, maar in tijden van wanhoop klamp je je vast aan hoop. Als kind hechtte ik weleens belang aan geluksbrengers (een hoefijzertje of een armbandje uit Turkije werden met veel zorg bijgehouden) en zoektochten naar klavertjesvier waren op zomerse dagen een serieus tijdverdrijf. Ook lange autoritten kregen geregeld extra betekenis: als het licht binnen drie tellen op groen sprong, zou de jongen in mijn klas verliefd op me worden. Maar tenzij voor een belangrijke penalty van de Belgen deed ik in mijn leven nog nooit een gebedje. Maar het is zoals in dat mooie liedje van Regina Spektor: no one laughs at God in a hospital, no one laughs at God when the doctor calls. Dus brand ik nu kaarsen alsof ik moeder Maria of hoeder van de olympische vlam ben.
Door het tijdsverschil ben ik wakker wanneer ze in België proberen te rusten van de vreselijke, slopende dagen. Uit onmacht doopte ik me tot mentale nachtwacht en denk ik in die donkere uren extra hard aan haar. Op het zachte geronk van mijn man na is het al enkele uren stil. Het kaarsje op de kast naast me flikkert moedig. Ik kijk naar het maanlicht (of is het de stad?) dat zacht de kamer binnenvalt. Ik voel me verdrietig en ver weg, maar at least we’re under the same sky.
Anaïs
Lees ook:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier