‘Maar ik wil me er niet om schamen. Bij niemand.’
‘Ik mag het af en toe moeilijk hebben met mijn veranderde lichaam, zoveel gun ik me wel’
Columniste Nele is moeder van een peuter en een kleuter. Hier vertelt ze alles wat je wil weten over dat moederschap: lichaamssappige verhalen van onvoorwaardelijke liefde, van snot tot natte prot.
Toen ik op een ochtend van in mijn kleerkast riep dat ik niets heb om aan te doen en dat niks me nog past met dat ellendig lijf, duurde het slechts twee dagen voordat mijn dochters ook riepen dat ze niets hadden om aan te doen. Bijna gaven ze een ellendig lijf als reden daarvoor, maar ze deden het net niet. Gelukkig maar. Ik zou namelijk niet willen dat mijn dochters ooit vinden dat ze een ellendig lijf hebben. Ik vermoed dat mijn eigen moeder dezelfde hoop voor mij had. Dat ik me nooit zou schamen voor hoe ik eruitzie of zou twijfelen aan wat mijn lichaam kan. Maar kijk.
Sinds ik vorig jaar een preventieve borstamputatie en -reconstructie heb laten doen, is mijn lichaam veranderd. Over mijn nieuwe borsten alleen maar goeds, overigens. Maar omdat die borsten gemaakt zijn van eigen weefsel, met veel knip-en-plakwerk gehaald uit mijn buik en mijn dijen, heeft dat zijn sporen nagelaten. Stevige littekens, een paar blutsen en builen en wat extra kilo’s. Die laatste zijn mogelijk wel mijn eigen bijdrage, maar het leven is al lastig genoeg mét chips, laat staan zonder. Daar kunnen we het allemaal wel over eens zijn, denk ik.
Mijn moeder had na borstkanker jarenlang maar één borst. Aan de andere kant droeg ze een prothese, die vaak gewoon in de badkamer lag. Zo normaal was en werd het. Mijn moeder verstopte zich nooit. Ze ging gewoon douchen terwijl wij de badkamer in en uit liepen. Net daardoor heb ik geleerd dat niemand zich ooit hoeft te verstoppen. Om geen enkele reden. Ik mag het dan af en toe wel moeilijk hebben met mijn veranderde lichaam, zoveel gun ik mezelf wel, maar ik wil me er niet om schamen. Bij niemand. Niet bij mijn lief en zeker niet bij mijn kinderen. Want als ík er een ding van maak, is dat voor hen een reden om dat ook te doen en hun lichamen te beoordelen als ellendig, als iets wat tekortschiet. En dat wil ik koste wat het kost vermijden.
Ik wil dat mijn kinderen hun lichaam leren kennen en zien als een veilige plek. Niet als iets wat afhangt van de goedkeuring van anderen, of van een of ander ideaalbeeld dat altijd nét buiten bereik ligt. Ze moeten weten dat lichamen er mogen zijn, hoe ze ook veranderen. Dat er niets is om je voor te verstoppen. Daarom praat ik met hen over wat lichamen allemaal kunnen, niet over hoe ze eruitzien. Ik vertel hoe sterk benen zijn, hoe handig handen zijn en hoe een buik niet alleen eten kan verteren, maar ook het allerbelangrijkste kan dragen: hen. Dus ik probeer open te zijn. Soms iets té open misschien, als ik naakt door het huis trippel. De kinderen giechelen dan en trekken hun eigen broek naar beneden, waarop we samen door de woonkamer dansen met onze ‘blotebillenwinkel’.
Ik hoop dat ze die momenten onthouden. Dat ze nooit voor een spiegel staan en denken dat ze tekortschieten of dat ze een ellendig lichaam hebben. Dat ze zich nooit kleiner maken omdat iemand vindt dat ze niet passen in een bepaald plaatje. Ik wil dat ze trots kunnen zijn op alles wat hun lichaam doet, elke dag opnieuw. En misschien, heel misschien, leren ze mij zo uiteindelijk hetzelfde. Want soms heb je je kinderen nodig om jezelf te heropvoeden.
Lees ook:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier