Anaïs verhuisde voor de liefde naar New York. Al die tijd schreef ze brieven naar haar vriendin Arkasha en gaf ze zo een inkijk in haar leven aan de overkant van de oceaan. Dit is voorlopig de laatste.
‘Je beseft pas hoe groot New York is wanneer je zo’n 45 minuten op de achterbank van een taxi doorbrengt met weeën. Het is halfeen ’s nachts wanneer mijn lief en ik de deur in Brooklyn achter ons toetrekken, in de hoop op tijd in Manhattan te geraken. Gepakt en gezakt stappen we zenuwachtig in een Uber, wetende dat het leven bij thuiskomst nooit meer hetzelfde zal zijn. We hebben welgeteld één koffer en één leeg autostoeltje mee. En veel lawaai. De chauffeur schrikt wanneer ik het drie minuten later uitroep van de pijn en begint – terwijl hij af en toe achterom kijkt – spontaan sneller te rijden. Duidelijk ongerust om zijn leren zetels voert hij ons doorheen de orthodoxe-jodenbuurt, langs de Puerto Ricaanse gemeenschap en voorbij de vele gospelkerken.
Bij elke wee vraag ik aan eender welke heilige om genade, want godverdomme, bevallen is hels. Aangekomen in het ziekenhuis heb ik het al lang opgegeven om me sterker voor te doen en sta ik in het midden van de hal te snotteren van de pijn. ‘Breathe, mi amor’, zegt mijn lief, terwijl hij wanhopig over mijn rug wrijft. Ook de poetsman spreekt me bemoedigende woorden toe: ‘Hang in there, momma.’
Ik heb een paar vriendinnen die bevallen ‘magisch’ vonden (delulu much?) en enkele die zich hulden in stilzwijgen, maar allen zeiden ze dat ik moet vertrouwen op Moeder Natuur. Maar wat ze daar niet bij vertelden, is dat Moeder Natuur een regelrechte bitch is. 300.000 jaar evolutie, ontelbare vrouwen die keer op keer bevallen, en dit is het beste wat ze te bieden heeft? Op dit moment heb ik al veertien uur pijn, amper twee centimeter ontsluiting en waarschijnlijk het vooruitzicht op een gescheurde foef. ‘Ze heeft nog wat werkpuntjes, die Moeder Natuur’, vertel ik mijn lief tussen de weeën door, en denk bij mezelf: men could never.
Gelukkig bestaat er zoiets als een epidurale. ‘Maar de anesthesist is nog even bezig’, weet de jonge verpleegster ons te vertellen. Ik wil haar gezicht vastgrijpen en heel hard roepen ‘GET HER NOW!’, maar de beleefde Belg in mij snikt beleefd: ‘Thank you.’ Ik ben te uitgeput om passief-agressief luider te kermen en verbijt me nog drie uur in mijn kussen. Arkasha, ’t is gek.
Plots leggen ze dan een klein, slijmerig molletje op mijn buik. En terwijl m’n lief door zijn tranen heen de navelstreng doorknipt, denk ik verdwaasd dat het wel een héél mooi molletje is. En dat het eigenlijk een mensje is. Een meisje dat we Már noemen. ‘Mark?’ vraagt de Poolse verpleegster verbaasd. Nee, Már. Naar mijn grootmoeder Maria, en zoals het Spaanse woord voor ‘zee’. Mijn lief en ik kijken elkaar verliefd en gelukkig aan. Dit is het moment waarop het leven verandert, vanaf nu zal alles anders zijn. ‘Hola, Már’, zeg ik. ‘Hallo, amor’, zegt hij.
Lees ook:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier