Vandaag raakte bekend dat 1 op de 4 (!) Vlamingen zich arm voelt.
Ilse (29) werd grootgebracht in een kansarm gezin: ‘Nog steeds check ik elke dag hoeveel er op onze rekening staat’
Bij kansarmoede denken we meteen aan te weinig geld, armtierige huurwoningen en ongezonde leefgewoontes. Maar het is zo veel meer dan een geldprobleem, en net dat maakt het extra moeilijk om eruit te geraken. Toch is Ilse (29) erin geslaagd om haar leven te doen keren.
Een op de vier Vlamingen voelt zich (relatief) arm, dat blijkt uit De Grote Geldenquête die het VTM-programma ‘Telefacts‘ vanavond voorstelt. Maar liefst 5% zou elke maand in het rood gaan en meer dan 22% komt maar net rond. Eén op de tien Vlamingen slaat weleens een maaltijd over omdat er niet genoeg geld is. Vooral vrouwen, alleenstaanden, ouderen en laaggeschoolden worden getroffen. Ilse (29) werd grootgebracht in een kansarm gezin maar wist haar leven te keren.
Ilse: ‘Als ik eerlijk ben, weet ik niet of het me gelukt zou zijn als ik mijn man niet was tegengekomen. Het is zijn hulp en die van mijn schoonouders dat ik erin slaagde uit de kansarmoede te geraken. Toch kan ik niet zeggen dat ik een ongelukkige kindertijd heb gehad. Helemaal niet. Ik heb ook lang niet beseft dat we het thuis zo moeilijk hadden. Voor mij was wonen in een stacaravan of sociale woning niet meer dan normaal, en was een bezoek aan de voedselbanken heel erg leuk, omdat ik dan af en toe speelgoed mocht kiezen uit de hele stapel spullen.’
Eén broek en één paar schoenen
‘Mijn ouders scheidden toen ik drie jaar was. Mijn mama had een paar kortere en ook één langer relatie, mijn papa ontmoette niet zo heel lang na de scheiding mijn stiefmoeder. Allebei kregen ze na mij nog een dochter, mijn papa ook nog een zoon. Jarenlang verdeelde ik mijn tijd tussen de twee gezinnen, tot mijn mama op mijn twaalfde verder weg verhuisde en ik bij papa ging wonen. Geen van mijn ouders werkte: papa is invalide, mama heeft wel korte tijd gewerkt als poetsvrouw, maar daar herinner ik me niet veel van. Armoede is uiterlijk vaak zichtbaar, maar ik ben als kind of puber nooit gepest. Dat is wellicht mijn geluk geweest.’
Ik ben als kind of puber nooit gepest. Dat is wellicht mijn geluk geweest.
‘Pas toen ik een jaar of tien was, begon ik te merken dat anderen meer hadden dan ik: zij hadden die bepaalde boekentas, kregen wel nieuwe kleren, woonden niet in een stacaravan of sociale woning zoals ik. Toen pas begon ik onze situatie thuis te zien als een probleem, zeker toen ik even later ook begon te puberen. Ik wilde óók een Eastpakrugzak zoals al mijn klasgenoten en vriendinnen, ik wilde óók die bepaalde broek van dat bepaald merk, ik wilde óók een mooie gsm in plaats van die afgedankte baksteen waar ik het mee deed. Bovendien ben ik heel groot, dus waren broeken en schoenen niet zo makkelijk te vinden voor mij en net daarom ook meestal duurder. Daardoor moest ik het vaak met amper één broek doen. Maar op de duur was die compleet versleten natuurlijk, en viel die letterlijk bijna uit elkaar. Maar dan nóg moest ik weken wachten voor ik een nieuwe kreeg. Pas wanneer mama of papa weer geld had ontvangen, kreeg ik een andere. Ook mijn schoenen droeg ik af tot het echt niet meer om aan te zien was, met zolen die loshingen en compleet kapot gelopen waren.’
Nieuwe thuis, andere gewoontes
‘Op mijn zestiende begon ik zelf te werken in de weekends. Elke vrijdag en zondag diende ik op in een taverne en zo kon ik eindelijk mooiere kleren kopen, schoenen dragen die ik écht graag wilde en had ik geld om uit te gaan. Net daarom twijfelde ik na mijn middelbaar lange tijd of ik zou verder studeren of niet. Ik wilde dat wel, en papa beloofde me ook te steunen, maar hij kon niet anders dan maar een deel van mijn studies te betalen. De rest moest ik zelf bijleggen. Uiteindelijk ben ik wel begonnen aan de hogeschool, maar ik haakte vrij snel af. Ik wilde op mijn eigen benen staan.’
Mijn schoonouders motiveerden me om mijn rijbewijs te halen en hielpen me bij het zoeken naar een vaste job.
‘Thuis ging het alsmaar moeilijker, en ik verzette me steeds meer tegen mijn ouders. Ik was boos en opstandig. Op mijn zeventiende, niet lang nadat ik mijn middelbaar diploma had gehaald, trok ik in bij de ouders van mijn vriend. Dat verliep niet altijd even makkelijk. Mijn schoonouders zijn heel erg lief en zorgzaam, dat wel, maar ze zijn ook helemaal anders dan mijn ouders. Ik was op die jonge leeftijd zoveel vrijheid gewoon, had jarenlang mijn ding mogen doen: tuurlijk liep dat niet van een leien dakje. Hun gewoontes waren totaal anders dan de mijne. Maar ze leerden me wel de belangrijkste dingen bij, leerden me sociale vaardigheden die ik tot dan toe niet kende. Kleine dingen, zoals bijvoorbeeld dat ik iets moest laten weten als ik niet thuis kwam eten, of het feit dat ik beter elke dag een beetje opruimde in plaats van alles te laten rondslingeren en daarna een berg werk te moeten doen. Maar ook belangrijke stappen als hoe ik moest sparen, of ze motiveerden me om mijn rijbewijs te halen en hielpen me bij het zoeken naar een vaste job. Tuurlijk ben ik hen enorm dankbaar! Maar het verschil was op de duur te groot voor mij, en uiteindelijk ben ik na een jaar toch weer thuis gaan wonen.’
Het zekere voor het onzekere
‘Twee jaar daarna kochten mijn man en ik ons huis. Ik was amper 21. Heel jong om al zo’n grote stap te zetten, maar tegelijkertijd was ik op die leeftijd behoorlijk zelfstandig. Ik werkte al verschillende jaren, had intussen een vaste job in een gordijnenatelier. En ik had al een mooi bedrag bij elkaar gespaard, net als mijn vriend. Ik was ook degene die naar de banken ging, en elk detail over woonleningen uitzocht – niet mijn man. Zoveel mogelijk informatie hebben, dat bood mij zekerheid. Ik wilde weten waaraan ik begon.’
Nog steeds check ik elke dag hoeveel geld er op onze rekening staat.
‘Nog steeds check ik elke dag hoeveel er op onze rekening staat en plan ik elke uitgave zorgvuldig. Ik weet op welke dag welke factuur van onze rekening gaat, en ik doe geen grote impulsaankopen. Net daarom was het voor mij een hele grote stap toen ik twee jaar geleden besliste om opnieuw te gaan studeren. Ik wilde geen risico’s nemen en had me vooraf goed geïnformeerd. Ik moest zeker zijn dat ik recht had op een uitkering én dat die niet halverwege mijn studies alsnog kon afgenomen worden. Uiteindelijk koos ik voor orthopedagogie, een heel bewuste keuze.’
Ervaringsdeskundige
‘Mijn grote droom is om aan de slag te gaan met kansarmen. Ik wil mijn eigen ervaringen gebruiken om mijn job zo goed mogelijk te doen. Ik wéét wat het is om op te groeien in armoede. Ik vind het ook ongelooflijk boeiend om te leren over de complexe materie die armoede is, en ik hou er ook van om met mensen te werken. Anderzijds moet ik me ervoor behoeden niet te empathisch te zijn, niet te veel mee te gaan in het verhaal van cliënten. Maar mijn stage bij kansarmenorganisatie vzw T’ANtWOORD, een organisatie tegen armoede en sociale uitsluiting, heeft mijn vermoeden bevestigd: dit is wat ik wil doen.’
Voeten op de grond
‘Ik schaam me niet voor mijn verleden, het heeft me gemaakt tot wie ik ben. Maar ik ben wel heel blij dat mijn leven anders is uitgedraaid, dat het me gelukt is om de situatie voor mij te doen keren. Al weet ik dat mijn ouders alles gedaan hebben wat binnen hun bereik lag om me een goeie opvoeding te geven. De angst om ooit zelf in de armoede te belanden blijft altijd. Heel bewust kozen mijn man en ik voor één dochter: niet alleen omdat ik haar wil geven wat ze nodig heeft, maar ik wil ook kunnen genieten van het leven. Ik wil op reis kunnen gaan, lekker uit eten en mezelf af en toe in de watten leggen.‘
Mijn man en ik wonen in een mooi huis, maar ik zal nooit vergeten waar ik vandaan kom.
‘Want ja, ik ben misschien wel wat materialistisch. Ik hou van mooie handtassen van Michael Kors, draag Uggs in de winter en ik heb een iPhone. Maar tegelijkertijd zorg ik wel extra goed voor al mijn spullen en doe ik geen zotte aankopen. Mijn man en ik wonen in een mooi huis, dat er altijd netjes bij ligt. Maar ik sta met mijn beide benen op de grond. Nee, ik zal nooit vergeten waar ik vandaan kom.’
Armoede in cijfers
- Wanneer leeft iemand in armoede? In België wil dat zeggen dat je als alleenstaande moet rondkomen met minder dan € 1083 per maand. Als koppel met twee kinderen is die grens vastgelegd op € 2274.
- Maar liefst 10,3 % van de Vlamingen leeft onder de armoededrempel.
- Kijken we naar alleenstaanden, dan stijgt dat percentage tot zo’n 16 %. Bij eenoudergezinnen gaat het om maar liefst 27 %.
- Vooral mannen en vrouwen die buiten de EU werden geboren, leven onder de armoedegrens. Maar liefst 4 op de 10 van hen moeten rondkomen met het absolute minimum.
- Wie denkt dat kansarmen uitsluitend in een huurpand wonen, heeft het fout. Zo’n 7 % van de huiseigenaars leeft onder de armoedegrens.
- In Vlaanderen groeit maar liefst 1 op de 7 kinderen op in een kansarm gezin. Het zijn vooral grootsteden die slecht scoren: 1 op de 4 kinderen in een grootstad leeft in armoede, al loopt dat aantal in sommige gemeenten zelfs op tot 1 op de 3.
Bronnen: kindengezin.be en uantwerpen.be
Lees ook:
- Bieke werd geboren in een kansarm gezin: ‘Vaak moesten we de schimmel van het brood krabben’
- VIDEO: Fatime (26) werkt als ondersteuner voor gezinnen in armoede. Ze kwam als kind zelf met niets naar België
- Imane leefde als kind in kansarmoede: ‘De familie mocht het niet weten want de schaamte was te groot’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier