'Ademen lukte niet zelfstandig, spreken al helemaal niet. De kans dat ik weer een normaal leven zou leiden, leek erg klein'
Mirakels bestaan: Jasmien stapt weer vrolijk door het leven, na een vreselijk verkeersongeval
Jasmien (21): ‘Het eerste wat ik mij herinner van na het ongeval, zijn marsmannetjes. Op de afdeling intensive care hing boven mijn bed een tekening van vrolijke marsmannetjes. Het was het enige wat ik zag toen ik heel af en toe mijn ogen opendeed. Ik weet ook nog dat mijn juffrouw uit de lagere school op bezoek kwam, maar verder is alles erg vaag.
Van de dag van het ongeval zelf weet ik niets meer. Niet wat we toen op school geleerd hebben, niet waar ik het die dag met de jongens en meisjes uit mijn klas over heb gehad, niet hoe het ongeval precies is gebeurd. Ik weet alleen wat mijn ouders me later verteld hebben. Dat ik uit de bus ben gestapt en voor de bus de straat wilde oversteken.
Mijn ouders vonden me te jong om alleen met de fiets naar school te gaan, daarom ging ik met de bus. Ik ben aangereden vlak bij ons huis, dus mijn mama en papa waren snel bij me. Al heb ik niet beseft dat ze de hele tijd bij mij zijn gebleven, toen ik op straat de eerste zorgen kreeg en nadien naar het ziekenhuis werd gevoerd – voor maanden bleek later.
Ik kon niets meer
Dat de dokter mijn ouders verteld heeft dat ik een kasplantje zou blijven, heb ik toen ook niet gehoord. Gelukkig maar. De eerste dagen zweefde ik tussen leven en dood. Mijn bekken was gebroken, mijn elleboog verbrijzeld en ik stond vol schrammen en blauwe plekken. Maar het allerergste waren mijn schedelbreuk en hersentrauma. Niemand kon of durfde te voorspellen of ik dit zou overleven.
Toen de dokters mij uit de coma wilden halen, lukte dat niet. Ik blééf buiten bewustzijn. Voor mijn mama en papa waren het bange dagen. Ik ben soms benieuwd naar hoe ik er toen bijlag, maar mijn mama heeft geen foto’s willen nemen. Ze was bang dat het dan de laatste beelden zouden zijn die ze van mij hadden. En toen ik dan uiteindelijk wakker werd, kon ik niets meer.
Ademen lukte niet zelfstandig, spreken al helemaal niet. De kans dat ik weer een normaal leven zou leiden, leek erg klein. Voor mijn ouders moet dat een vreselijke klap zijn geweest: ze waren zo blij dat ik nog leefde en dan kregen ze te horen dat ik waarschijnlijk altijd zwaar gehandicapt zou blijven.
Knipperen en tong uitsteken
Maar ik boekte wél vooruitgang. Zelf besefte ik niet dat ik er zo erg aan toe was. De ernst van mijn toestand ging aan mij voorbij, deels door mijn hersenletsel. In het begin sliep ik nog veel en reageerde ik heel weinig op mijn bezoek.
Omdat ik niet kon spreken of bewegen, leerden mijn ouders me op een andere manier contact te leggen. Als ik “ja” wilde antwoorden, moest ik met mijn ogen knipperen, voor “neen” moest ik mijn tong uitsteken. Het ergst vond ik nog dat ik niet mocht eten, omdat ik niet goed kon slikken. Ik had zó veel zin in chocola.
Gelukkig begonnen ze snel met de logopedie en revalidatie. Ook al leek het toen lang te duren, eigenlijk ging ik goed vooruit. Het is hard werken, revalideren, maar ik heb er ook fijne vriendinnen gemaakt.
Het lijkt nu moeilijk te geloven dat ik de eerste weken enkel wat nietszeggende klanken uit mijn mond kreeg. Alles wat ik weer kon, was een kleine overwinning voor mezelf. En voor mijn ouders en broer natuurlijk, want die hebben hun leven toch erg moeten aanpassen om voor mij te zorgen.
Een jaar lang ben ik niet naar school geweest. Nadien heb ik de draad weer opgepikt. Ik was ook heel blij om weer naar de KSJ te kunnen gaan. Na twee jaar kon ik zelfs gewoon opnieuw mee op kamp. Ongelooflijk plezant.
Nu wil ik anderen helpen
Boos ben ik niet op de vrouw die mij heeft aangereden, ik heb haar zelfs nooit gesproken. Ik ben wel veranderd door het ongeval. Het heeft mijn leven en dat van mijn familie in tweeën gedeeld: mijn leven voor en na die dag in september 2006. Misschien ben ik toch ook iets minder zorgeloos nu, dan dat ik zonder al die gebeurtenissen was geweest. Ik durf nog altijd niet alleen oversteken op de plek waar het gebeurd is.
Fietsen of hardlopen lukt me niet en ik kan me moeilijker concentreren dan vroeger. Maar ik focus liever op de dingen die ik wél kan. Ik denk niet dat mijn ouders of de dokters ooit hadden verwacht dat ik zo ver zou geraken. Ik leer nu zelfs met de auto rijden. En ik heb er hard voor moeten werken, maar ik ben wel geslaagd voor mijn eerste jaar orthopedagogie. Ik hoop dat ik na mijn studies in het onderwijs kan werken als begeleidster van kinderen met een handicap.
Mijn grote doel is om jongeren te helpen die hetzelfde doormaken. Ik wéét hoe moeilijk het kan zijn. Daarom zet ik me ook met hart en ziel in voor Brain-Storm, de jongerenwerking van vzw Over-Hoop die families met jonge verkeersslachtoffers wil ondersteunen. Daardoor kom ik ook in contact met jongeren die minder geluk hebben gehad dan ik en misschien niet de toekomst hebben die ik nu voor mezelf zie.
Je ziet niet aan mij dat ik zo’n zwaar verkeersongeval heb overleefd en ik denk er ook niet meer elke dag aan. Daar heb ik geen tijd voor, ik heb veel te veel te doen.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier