'Vijf minuten mocht ik Leonie vasthouden, toen zagen ze dat mijn bed vol bloed zat.'
Shauni (22) stierf bijna in het kraambed
Shauni (22) was non-stop misselijk tijdens haar zwangerschap en kreeg zwangerschapsvergiftiging. Bovendien stierf ze bijna aan een bloeding tijdens de bevalling van Leonie (14 maanden).
‘Ik kom zelf uit een gezin van zeven kinderen en zei altijd dat ik jong mama wilde worden van minstens twee kinderen. Je hoort toch altijd dat je van die eerste zwangerschap niet echt kan genieten, omdat alles nieuw is en je je veel zorgen maakt, terwijl een tweede zwangerschap heerlijk is?’
Niet gemaakt om te baren
‘Het is uiteindelijk heel snel gegaan: ik was nog geen drie maanden gestopt met de pil of ik was al zwanger. De eerste drie maanden voelde ik me goed. Ik was wel eens misselijk, maar verder had ik weinig kwaaltjes. Na dat eerste trimester begon het fout te gaan. Ik gaf zoveel over dat de gynaecoloog me aanraadde om te stoppen met werken. Na zes maanden kon ik niets meer binnenhouden. Ik at de hele dag door kleine beetjes in de hoop iets binnen te houden, maar dat lukte niet altijd. Die voortdurende misselijkheid bepaalde mijn hele dag. Soms was ik onderweg met de auto en moest ik twee of meer keer stoppen om over te geven. Na een tijdje wist ik in alle winkels waar het toilet was, overal was ik wel eens geweest. Buitenshuis deed ik alles snel, zodat ik gauw weer thuis was. Voor zover dat mogelijk was natuurlijk, want als je niets meer eet, heb je geen energie. Ik voelde me slap, was altijd duizelig en vermoeid. Dat voortdurende vechten tegen de misselijkheid putte me uit. Zodra ik in de zetel zat, viel ik in slaap.’
Af en toe dacht ik wel eens: als een zwangerschap dít met zich meebrengt, dan hoeft het voor mij toch niet meer.
‘Mijn gynaecoloog kon me enigszins geruststellen. Extreme zwangerschapsmisselijkheid komt wel vaker voor, zei ze. Het is heel vervelend, maar op zich niet gevaarlijk, zolang je je gewicht goed in het oog houdt. Ik dwong mezelf om te blijven eten. Voor mijn baby’tje kon ik dat nog wel opbrengen, ook al had ik het er heel moeilijk mee. Af en toe dacht ik wel eens: als een zwangerschap dít met zich meebrengt, dan hoeft het voor mij toch niet meer. Mijn gynaecoloog kon me niet zeggen of ik me elke keer zo slecht zou voelen. Geen enkele zwangerschap is dezelfde, zei ze. Maar, zei ze wel, en dat verontrustte me enigszins, misschien is dit wel een teken dat je lichaam niet gemaakt is om een kind te baren.’
Waarom deden ze niks?
‘Op 33 weken begon ik harde buiken te krijgen. In het ziekenhuis ontdekten ze toen ook dat mijn bloeddruk enorm hoog was. Ik moest pilletjes slikken én platliggen. Drie dagen later zou mijn bloeddruk gedaald moeten zijn, maar dat was niet het geval. Ik kreeg pillen die me heel duizelig maakten en opnieuw het advies om veel te rusten. Omdat mijn bloeddruk na anderhalve week nog steeds niet gedaald was, besloten ze me op te nemen. Maar ook in het ziekenhuis daalde mijn bloeddruk niet, hoeveel ik ook rustte. Na een tijdje bleek dat ik zwangerschapsvergiftiging had, maar veel werd daar niet aan gedaan. Met inleiden wilden de dokters wachten tot ik 37 weken ver was en de baby niet meer in de couveuse zou moeten na de geboorte. Ik begreep dat niet: als het risico voor mij en mijn baby zo groot was, waarom ondernamen ze dan niets? Ik voelde dat mijn lichaam achteruitging en was doodsbang dat het fout zou gaan.’
Hij ontdekte dat de baby tegen mijn urineleider drukte waardoor mijn nier niet genoeg vocht kreeg. Hij was heel duidelijk: Dat kind moet zo snel mogelijk geboren worden, anders gaat de moeder haar nier verliezen.
‘Als kind had ik veel nierproblemen gehad, dus vroeg ik om een nieronderzoek. Maar opnieuw was er volgens de dokter niets aan de hand. Op dat moment had ik er genoeg van. Ik voelde me elke dag zwakker worden, het kon toch niet dat ze helemaal niets konden doen? Dus belde ik de nierarts die me jaren eerder had behandeld, een man in wie ik veel vertrouwen had. Na lang aandringen kreeg ik toestemming om het ziekenhuis een dag te verlaten en me door hem te laten onderzoeken. Hij ontdekte dat de baby tegen mijn urineleider drukte waardoor mijn nier niet genoeg vocht kreeg. Hij was heel duidelijk: Dat kind moet zo snel mogelijk geboren worden, anders gaat de moeder haar nier verliezen. En een baby kan altijd nog in de couveuse, maar een nier kan je niet meer redden. Daarna heeft de gynaecoloog eindelijk besloten me in te leiden. Ik was toen 35 weken en vier dagen zwanger.’
‘Komt ze hier nog door?’
‘Er was nog geen einde aan mijn uitputtingsslag: twee dagen heeft mijn bevalling geduurd. Woensdag hebben ze me ingeleid, vrijdag is Leonie eindelijk gezond en wel geboren. Ik vergat meteen dat ik zo had afgezien. Als je je baby’tje ziet – het is een cliché, maar zo waar – vergeet je alles. Vijf minuten mocht ik haar vasthouden, toen zagen ze bij een controle dat mijn hele bed vol bloed zat. Zelf voelde ik niets, want de epidurale werkte nog. Ze rukten Leonie uit mijn handen, daarna is alles een waas in mijn herinnering. Van ver hoorde ik iemand roepen: Waar is de papa? – Stevy was de drukker gaan bellen in verband met het geboortekaartje – Stuur hem onmiddellijk naar het bevallingskwartier! Ik zag dat ze een defibrillator binnenrolden, zakken bloed werden binnengebracht. Iedereen om me heen was in paniek, maar zelf voelde ik me door het bloedverlies merkwaardig kalm, maar ook slap en duizelig. Vaag hoorde ik op de achtergrond mijn vriend bang vragen: Komt ze hier nog door? Ik weet nog dat ik dacht: ik ga mijn kindje niet zien opgroeien. Meer kan ik me niet herinneren. Later hebben ze tegen Stevy gezegd dat het bloeden geen tien minuten langer had mogen duren, want dan was ik er niet meer geweest.’
Altijd dicht bij mij
‘Nog diezelfde avond is de gynaecoloog naar mijn kamer gekomen. Heb je nog een kinderwens? vroeg ze. Je houdt het beter bij eentje, want de volgende keer kan het te laat zijn. De volgende dag herhaalde ze het nog eens: Je mag geen kinderen meer krijgen, het is te gevaarlijk. De eerste week wilden haar woorden nog niet helemaal tot me doordringen. Misschien had ze het alleen maar gezegd omdat de bevalling zo dramatisch verlopen was, dacht ik. Maar nee, toen ik een paar weken later op controle moest, herhaalde ze het nog eens. Je hebt vrouwen die gemaakt zijn om kinderen te krijgen en vrouwen die dat net helemaal níét zijn. Jij behoort tot de laatste categorie. Dat wil je natuurlijk niet horen als je 21 bent en graag nog meer kinderen wil. Het was een serieuze klap.’
Zelfs nu nog, na anderhalf jaar, kan het verdriet mij ineens overvallen, vooral wanneer iemand uit mijn omgeving zwanger is of bevalt.
‘Ik heb het er lang moeilijk mee gehad, maar beetje bij beetje heb ik het aanvaard. Het helpt dat mijn vriend al een zoon heeft uit een eerdere relatie: op die manier zal mijn dochter dan toch niet helemaal alleen zijn. Maar toch: ik had er zo graag zelf nog eentje op de wereld gezet. Zelfs nu nog, na anderhalf jaar, kan het verdriet mij ineens overvallen, vooral wanneer iemand uit mijn omgeving zwanger is of bevalt. Dan breekt mijn hart, want zelfs al heb ik een horrorzwangerschap gehad, ik zou het er wel voor overhebben, nog eens negen maanden afzien. Aan de andere kant troost ik mezelf met de gedachte dat het niet veel gescheeld had of ik was er niet meer. Beter één gezond kind, dan twee kinderen en het risico lopen dat ik geen van beiden zie opgroeien.’
Ik zie Leonie elke dag, ik zie elk klein stapje vooruit dat ze zet. Heel af en toe breng ik haar eens naar mijn mama, maar dat doe ik liever niet te vaak.
‘Soms spreekt mijn hart en heb ik spijt, maar dan zegt mijn verstand: het kan niet meer. Geniet van dat ene kind dat je hebt. En dat doe ik volop. Ik werk momenteel nog niet. Deels omdat ik het nog altijd zwaar heb na de bevalling. Lichamelijk én mentaal ben ik nog aan het bekomen. Maar ook omdat mijn vriend het wil. Blijf jij maar zo lang mogelijk thuis bij Leonie, zodat je haar ziet opgroeien en maximaal van haar kan genieten. Het is het enige kindje dat je hebt, zegt hij. Ik zie haar elke dag, ik zie elk klein stapje vooruit dat ze zet. Heel af en toe breng ik haar eens naar mijn mama, maar dat doe ik liever niet te vaak. Ze slaapt zelfs nog maar een maand op haar eigen kamer. Het allerliefste heb ik haar dicht bij mij.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier